Je winkelwagen is momenteel leeg!
De biologische wortels en evolutie van het menselijk gedrag
Wij hebben een merkwaardige nogal opportunistische haat/liefde verhouding met het toeval. Enerzijds kunnen we er vaak niet in geloven en zoeken we oorzaken, waar ze niet zijn. Anderzijds verschuilen we ons achter het toeval als de oorzaken ons niet welgevallig zijn.
Geknield in het gras van een Alpenweide, bewonderden we dit jaar voor de zoveelste keer de schoonheid van de alpiene flora. Honderden verschillende soorten bevinden zich binnen één blikveld, elk met een eigen vorm en hun eigen functionele verhaal. Orchideeën met een te gek geraffineerd bestuivingsmechanisme en een nog geraffineerder aangepast wortelstelsel waardoor ze in de allerarmste gronden kunnen aarden. We zagen een tiental verschillende soorten blauwe klokjes van het geslacht Campanula als een reeks speelse variaties op één en hetzelfde thema en gentianen zo intens diep blauw als door geen enkele verf kan worden geëvenaard. Welke kunstschilder kan dit bedenken? Dat dit alles slechts door toevallige modificaties en selectie, ofwel door evolutie is ontstaan, weten we natuurlijk. We zijn niet achterlijk. Als biologen weten we zelfs ietsje meer over de bloemetjes en de bijtjes dan een gemiddeld mens. Maar of we dit ondanks die wetenschap ook werkelijk bevatten is maar zeer de vraag. Ons brein heeft grote moeite om te accepteren dat deze overweldigende rijkdom van gecompliceerde en geraffineerde structuren door louter toeval zou zijn ontstaan. Omgeven door deze schoonheid kunnen we onszelf slechts nietige prutsers voelen.
Geen wonder dat nog geen 150 jaar geleden Darwin werd verketterd om zijn eerste schets over het evolutieproces. Dit kon volgens de toen heersende opvatting niet anders zijn dan het werk van de Schepper. De combinatie van hele kleine kansen op toevalligheden met een selectie gedurende miljoenen jaren kunnen we tegenwoordig in wiskundige formules vatten en in een computer simuleren. Nog nooit waren we echter in staat de “vindingrijkheid” van de natuurlijke aanpassingen aan de combinatie van tientallen milieufactoren, elk in gradaties tot een mozaïek van oneindig veel specifieke selectiepatronen, ook maar bij benadering te voorspellen. Het blijft abstracte theorie die ons natuurlijke denkraam te boven gaat en we blijven ons in bewondering verbazen over de veelvormigheid van het leven.
Op de terugweg van onze zomervakantie reden wij met onze nieuwe tot camper omgebouwde bus over de Franse snelwegen. Ons busje had er toen al ongeveer 179.000 km opzitten, maar in vergelijking met de vorige, van 21 jaar oud, waarvan de motor het in 2013 ergens in Polen voor goed had begeven, was het een jonkie met tal van luxe elektronische snufjes. We raakten in een file en maakten dankbaar gebruik van de airco want buiten was het 35 graden. Na ongeveer een uur passeerden we een gekantelde vrachtauto waarvan de inhoud, zo ongeveer de hele inventaris van een supermarkt, op straat lag. “Hoe kan een vrachtauto op een snelweg opeens ondersteboven komen te liggen?” vroegen we ons af.
Daarna was de file snel opgelost en we probeerden de verloren tijd een beetje in te halen met wat grotere snelheid dan normaal. Dat ging goed totdat het rode lampje voor de olie ging branden. Na onze vervelende ervaringen in het vorige jaar, raakten we in paniek. De motor was natuurlijk loeiheet, maar het oliepeil was ruim voldoende evenals de hoeveelheid koelvloeistof dus moest er iets veel ergers aan de hand zijn. Het instructieboekje verwees ons dan ook met klem naar de dealer. Het duurde een dag voordat we bij de dichtstbijzijnde Fiat dealer waren en nog anderhalf uur administratieve handelingen voordat we opgelucht konden ademhalen. Het branden van dat lampje was puur toeval. Hoewel, toeval? Het was geprogrammeerd op grond van de km-stand, 10.000 km na de laatste olieverversing. Die had echter nog maar pas bij aankoop plaatsgevonden, zij het dat daarbij de teller niet opnieuw gereset was. De neiging om toeval uit te sluiten en een oorzaak bij een gevolg te zoeken, leidt maar al te vaak tot verkeerde conclusies en onnodige paniek.
Het merkwaardige van onze reactie op toevalligheden is dat we meestal meer geneigd zijn te denken aan een speciale oorzaak naarmate de kans op de gebeurtenis kleiner is. Het kan in onze perceptie haast geen toeval zijn omdat het zo zelden voorkomt, terwijl we onze schouders ophalen bij iets wat wel vaker voorkomt. Dat is precies omgekeerd aan de logica in de wetenschap waarbij we pas naar een oorzaak/gevolg relatie gaan zoeken naarmate dingen vaker dan zelden voorkomen.
Op 15 februari 2013 scheerde er omstreeks 18.37 uur op een afstand van slechts 28000 km een planetoïde langs de aarde. Het brok steen van enkele honderden meters doorsnede, en een massa van circa 34 miljoen ton, zou indien het een iets andere baan had gehad, catastrofale gevolgen gehad kunnen hebben. Diezelfde dag ongeveer half tien in de ochtend kwam de aarde al wel in contact met een brok steen van slechts 10 ton dat met een snelheid van 54.000 km/uur door de dampkring vloog. De massa ontplofte nabij Tsjeljabinsk in de Russische Oeral nog voordat de grond geraakt werd. De circa 100.000 m2 glasschade veroorzaakte meer dan 1200 gewonden. Dat op dezelfde dag twee brokken steen van die enorme omvang zomaar uit de ruimte dicht bij de aarde kwamen, is zo toevallig, dat iedereen behalve de deskundigen, dacht: “Dit kan geen toeval zijn”. In alle nieuwsrubrieken op radio en TV moesten de deskundigen uitleggen dat de stenen toch echt helemaal niets met elkaar te maken hadden en uit geheel andere richting uit de ruimte op ons afgekomen waren.
In mei van dit jaar las ik “De Twijfelbrigade” van Jan Paul van Soest over de klimaatontkenners. Zo langzamerhand zijn er voldoende bewijzen voor een klimaatopwarming door menselijk toedoen. Geen weldenkend mens gelooft nog dat hier sprake is van een toevalligheid waaraan wij helemaal geen schuld hebben en waar we dus ook niets aan kunnen doen. Slechts een paar honderd klimaatontkenners wijzen een verband met het verstoken van kolen, gas en olie rigoureus af. Omdat klimaat en weer grillig en wispelturig zijn en het toeval daarin een buitengewoon sterke rol speelt, is een gezonde scepsis overigens wel heel terecht. Er zijn heel veel metingen over lange tijd en op veel plaatsen nodig om statistisch significante afwijkingen van de normale op toeval berustende variaties te kunnen onderbouwen. Die gegevens zijn er intussen in overvloed en we weten vrijwel zeker dat het geen toeval is.
De klimaatontkenners beroepen zich echter wel op toeval. Het zou meetfouten betreffen, het zou door zonnevlekken komen of schommelingen van de aardas, of door verkeerde wetenschappelijke interpretaties van de waarnemingen, of door een toevallig lange periode met weinig grote vulkanische uitbarstingen. In ieder geval niet door het verstoken van fossiele brandstoffen. Jan Paul van Soest laat zien dat deze “Twijfelbrigade” in werkelijkheid een georkestreerd netwerk vormt van lieden die door de machtige industrie rond kolen, gas en olie (Big Fossil) en met name de gebroeders Koch, ingehuurd worden om via geraffineerde pseudowetenschap en mediapropaganda twijfel te zaaien. Zij verschuilen zich achter het toeval omdat dat hen beter uitkomt en omdat de meeste mensen zich bij toevalligheden geen voorstelling kunnen maken.