Je winkelwagen is momenteel leeg!
De biologische wortels en evolutie van het menselijk gedrag
Tot voor kort dacht ik dat het eenvoudig was. Er bestaat eerlijke handel en oplichterij en daartussen is een duidelijk verschil. In het eerste geval is er sprake van ruil in wederzijds voordeel. In het tweede geval is er een profiteur en een benadeelde. Van nature zijn we alert voor profiteurs en bedriegers. Zonder deze alertheid zou samenwerking zich nooit hebben kunnen ontwikkelen. We taxeren aan iemands blauwe ogen of iemand te vertrouwen is en we houden een sociale boekhouding bij. Daarnaast hebben we allerlei soorten controles en certificering bedacht en we hebben een uitgebreid systeem om oneerlijkheid te bestraffen. Tegelijk met de evolutie van dit vermogen om betrouwbaarheid en eerlijkheid te waarborgen, zijn we echter ook bijzonder vindingrijk geworden om het systeem te ontduiken met list en bedrog.
Een boer die voedsel produceert door op het land te werken, kan de oogst op de markt verkopen. Hij krijgt geld in ruil voor zijn arbeid en de koper krijgt voedsel in ruil voor geld. Dat is eerlijke handel en dat geldt ook voor een fabrieksarbeider of een huisschilder. Voor de groenteboer op de hoek is het iets anders. Hij is geen echte boer en produceert niet maar koopt groente op de veiling en verkoopt het met winst aan de consument. De distributie van groot naar klein levert een toegevoegde waarde. Zo zijn er ook handelaars die een toegevoegde waarde aan een product geven door het van A naar B te brengen. Bijvoorbeeld olie uit Arabië gaat naar Rotterdam en tulpen uit Holland gaan naar Japan. Je kunt ook je boterham verdienen met een pakhuis of een koelcel. Door appels die in augustus geplukt worden, en dan vanwege het grote aanbod weinig kosten, gekoeld te bewaren kun je ze in januari, als het aanbod gering en de prijs goed is, verkopen. Dit is als het ware een transport door de tijd. De toegevoegde waarde is voorspelbaar. De waarde van een product kan ook minder voorspelbaar fluctueren rondom een gemiddelde. Als je alle dagwaarden goed volgt, kun je daar statistiek op loslaten en kun je weten of een bepaalde dagwaarde lager of hoger dan normaal is. Koop je het product op een moment dat de dagwaarde toevallig laag is, om het weer te verkopen op een moment dat de dagwaarde toevallig hoog is, dan maak je winst. Als je dat zonder verstand doet, en aan het toeval overlaat, maak je de ene dag winst en de andere dag verlies en schiet je er op termijn niets mee op. Als je echter de koersen dagelijks bijhoudt kun je met behulp van statistiek zorgen dat je meer wint dan verliest.
Dat is in een notendop wat er gebeurt in de financiële wereld. De handel in aandelen en de valutahandel zijn de oudste voorbeelden voor deze tak van sport. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zijn er echter geheel nieuwe producten, zogenaamde derivaten, ontwikkeld. Ze bestaan uit allerlei soorten opties en termijncontracten die gebaseerd zijn op de meest geavanceerde kansberekeningen en risicomijdende constructies. De handel in derivaten is intussen een wereldomvattend fenomeen waar vele miljarden in omgaan. De totale omvang van de financiële transacties is zelfs vele malen groter dan alle handel in goederen en diensten bij elkaar.
In het bestseller boek “Inventing Money” van Nicholas Dunbar wordt uitgelegd hoe deze derivaten ontwikkeld zijn door de allerslimste wiskundigen der aarde. Het is een buitengewoon ingewikkelde materie en ik kan me niet voorstellen dat de vele lezers van het boek het echt begrepen hebben. Heel simpel gezegd zou je het kunnen vergelijken met een gokmachine waarbij spelers door middel van statistische berekeningen de code proberen te kraken. Alleen door de allerintelligentste wiskundigen en statistici en met behulp van de allerzwaarste computers en de meest geavanceerde modellen waarin alle dagkoersen van alle producten verwerkt worden, lukt dat. De “speler” die dat goed kan “verdient”geld en de andere “spelers” verliezen.
Is dat eerlijke handel? Voor mijn gevoel niet. Het is immers geen ruil in wederzijds voordeel. De derivatenhandelaar die verdient, levert weliswaar een inspanning en een prestatie. Hij werkt er zelfs erg hard voor zoals Joris Luyendijk op zijn website “banking blog”over de werknemers in de financiële sector van Londen vertelt. Maar de andere handelaars die niets verdienen, krijgen er niets voor in de plaats. De toegevoegde waarde door het rekenwerk van de slimme handelaar komt hoogstens voor een deel ten goede aan de belegger voor wie hij een opdracht uitvoert. Eigenlijk is het dus een afroming die uiteindelijk ten koste gaat van vele andere beleggers die aan deze roulette meedoen. Dat zijn veelal banken, verzekeraars en pensioenfondsen en particuliere beleggers. Hun verliezen rekenen ze door in de tarieven voor hun normale dienstverlening. Uiteindelijk kom het geld dus uit de gewone economie.
Volgens een studie van Sameer Khatiwada van het International Institute for Labour Studies (ILO 2010) is in de afgelopen 20 jaar in de VS het aandeel winst in de financiële sector tot 44 % van alle bedrijfswinsten gestegen. De werknemers in deze sector profiteren hiervan met extreem hoge salarissen en bonussen en de sector ontrekt de meest intelligente mensen aan de gewone economie. Khatiwada geeft sterke aanwijzingen dat dit inderdaad geen bijdrage levert aan maar juist ten koste gaat van de normale economische ontwikkeling. Oneerlijke handel dus.
Het trieste van alles is dat deze investeringsbanken zo enorm veel macht hebben gekregen en dat de constructies zo ingewikkeld zijn geworden dat we er met z’n allen in tuinen en als poppetjes naar hun pijpen dansen. We zijn allemaal muppets, zoals we sinds kort uit betrouwbare insiders bronnen van Morgan Stanley weten.