Méér hebben is meer dan hebben.
In mijn vorige column over asymmetrische conflicten stelde ik al dat “afpakken” vaak tot onredelijke en buitenproportioneel heftige en emotionele reacties leidt. Dit boeiende fenomeen is waarschijnlijk oeroud en zit heel diep geworteld. Niet alleen valt het bij kleine kinderen volop waar te nemen, maar ook bij chimpansees en bij onze huisdieren. Als kind ondervond ik al dat ik onze hond, waarbij ik in normale omstandigheden alles kon doen, direct nadat hij eten had gekregen beter even met rust kon laten. Tegenwoordig zorg ik voor een aantal ezeltjes die een grote weide delen met een groepje kameroen schaapjes. Ze verdragen elkaar uitstekend en hebben over geen enkele grasspriet ruzie. Dat is heel anders nadat ik ze allebei op hun eigen plekje wat voederkorrels voor de nodige mineralen en vitaminen heb gegeven. Ze gaan dan dikwijls bij elkaar shoppen. De schaapjes laten zich daarbij meestal zonder verzet wegjagen en laten zich hun eigen korrels afpakken. De ezels reageren echter agressief met grommen en de stelende schapen riskeren een flinke schop. Een verschil tussen diersoorten? Of komt het door het verschil in grootte? Toen er nog een ram bij de vijf ooien liep, lagen de verhoudingen anders en moesten de ezels goed oppassen om niet van achteraf geramd te worden. De hoorns van een aanstormende ram zijn, zelfs bij een kleine schapensoort een sterker wapen dan het schoppende achterbeen van een ezel. Fysieke overmacht kan de situatie dus veranderen.
Een andere mogelijkheid is dat het verschil in agressie veroorzaakt wordt door de mannelijke hormonen? Zeker is dat er met twee rammen bij een groepje ooien zelfs als er geen brokjes gevoerd worden, de hele dag geknokt wordt. De dominante ram beschouwt de ooien als zijn bezit en verjaagt rivalen. Rammen staan daar om bekend maar dat patroon kennen we net zo goed ook van hengsten en bronstige herten. Toch komt agressie tegenover dieven ook bij vrouwelijke dieren voor. We zien dat minder bij kuddedieren maar des te meer bij monogame diersoorten die een territorium te verdedigen hebben zoals in een groep broedende pinguïns. Behalve dat het gebied ook door de vrouwtjes wordt verdedigd, bestaat er ook agressie tegenover andere vrouwtjes die hun man willen afpakken. Dat patroon kennen we trouwens maar al te goed bij de vrouwen van onze eigen soort. Maar bij ons mensen is de reactie op afpakken algemener dan alleen voor voedsel, territorium of partners.
Toen mijn twee kleindochtertjes elk van drie jaar, maar met een zeer sterk verschillend temperament, in de tuin met een bal speelden, was er geen concurrentie om een echtegenoot in het geding. In plaats van de bal leuk heen en weer te spelen, pakte de één de bal af en ging er mee lopen. Toen wij een tweede bal in het veld brachten, gebeurde hetzelfde en liep ze met twee ballen in haar armen geklemd. Bij de derde bal ging het anders. Niet omdat ze vond dat twee wel genoeg was of omdat ze haar huilende nichtje ook een bal gunde, maar omdat haar armpjes te kort waren om drie ballen te omvatten. We stonden er bij en keken er naar. De overeenkomst met de chimpansees in de observatiepost bij Jane Goodall die meer bananen verzamelden dan ze konden dragen, was treffend.
De strijd om bezit, die zich zo sterk en duidelijk manifesteert bij het afpakken, lijkt niet alleen terug te gaan tot een universeel patroon onder vele dieren, maar het omstreden bezit kan bij ons ook elke willekeurige vorm hebben. Bij voedsel, territorium, een harem of seks partners is een evolutionaire oorsprong evident. In alle gevallen is een Darwinistische selectie van dit gedrag te verwachten omdat het direct of indirect tot meer nakomelingen kan leiden. Maar hoe zit dat bij de speelbal van mijn kleindochters? De verklaring is dat de mens van nature ook een verzamelaar is. Dat talent is essentieel. Een goede voedselverzamelaar kan meer nakomelingen grootbrengen. Het vermogen te verzamelen, inclusief afpakken, scoort in het reproductiesucces en geeft daardoor een hoge status. De bal is geen voedsel maar het bezit van de bal is het bewijs voor de sterkere verzamelvaardigheid. Met onze rijke fantasie en intelligentie kunnen we van elk willekeurig ding een statussymbool maken. De dingen en spullen die we hebben verzameld, bepalen onze status en onze persoonlijke identiteit. De reactie op afpakken is dus niet alleen universeel in de dierenwereld en dus oeroud, maar tijdens onze evolutie tot verzamelaars ook nog eens enorm versterkt in hevigheid en verbreed naar een oneindig aantal statusverhogende hebbedingen.
Het gaat ook niet om de hoeveelheid of de absolute waarde van de spullen of om het intrinsieke nut ervan, maar alleen om de signaalwaarde. Die signaalwaarde is de bewijskracht dat je beter kunt verzamelen dan een ander. We kunnen nog zo rijk zijn ten opzichte van een aantal jaren of eeuwen geleden, we voelen ons arm vergeleken bij anderen die méér hebben. De signaalwaarde van ons bezit werkt alleen in relatieve zin. Méér hebben is meer dan hebben.
Dit is een prachtig verhaal! Ik zie het voor me, en het is de precies kern van de huidige crisis: Méér hebben is meer dan hebben….