Lezingen in 2020:
Tweeluik over het Conflict tussen Darwin en de Kerk
In het eerste deel van het tweeluik over het Conflict tussen Darwin en de kerk gaat het over de bijzondere snelheid van de menselijke evolutie en het ontstaan van onze sociale structuur in vergelijking met die van andere primaten. In het tweede deel komt de interactie tussen biologische aanpassingen en het ontstaan van religie en oorlog aan bod.
op 4 en 11 februari 20:00 – 21:30 uur in de Bibliotheek van Malden,
op 11 en 18 maart 10:30 – 12:00 uur in de Bibliotheek aan de Muntweg, Nijmegen,
op 13 februari 20:00 – 21:30 uur in de Bibliotheek van Beuningen (alleen deel 2)
Je suis Charlie ?
Na de moordpartij bij Charlie Hebdo in Parijs ontstonden er heftige reacties. Op 7 en 8 januari waren alle nieuwszenders nog de hele dag druk met melden dat er geen nieuwer nieuws van de klopjacht te melden was. Na de ontknoping barstten de emoties los, met tweets, spandoeken, leuzen, stille tochten, kaarsen, bloemen en toespraken voor toegestroomde massa’s. En toen op zondag de mars op de Place de la Republique gelopen was, kwamen de analyses, de overpeinzingen, de opinies, cartoons, columns en speciale edities.
Gelukkig ontstonden er in sommige kranten ook diepere inhoudelijke discussies . Lees verder »
Conclusies
Aan het einde van deze bundel is het moeilijk om nog een beetje positief te eindigen. Vooral als de conclusie is dat onze domheid grotendeels in onze genen zit. Toch zijn er ook lichtpuntjes.
Door de schaalvergroting en de razendsnelle technologische ontwikkeling van de laatste eeuwen is onze sociale intelligentie achtergebleven. Die achterstand inhalen, zal niet meevallen maar door het terugdraaien van de schaalvergroting en door herstel van sociale structuren met een menselijke maat kunnen we ondanks onze handicap de kloof weer voor een deel dichten. Moderne technologie was tot nu toe vrijwel uitsluitend gericht op schaalvergroting maar biedt voor de toekomst op veel fronten juist mogelijkheden voor schaalverkleining.
Nanometers, lichtjaren, geologische tijdschalen van honderden miljoenen jaren, en gigabytes kunnen we niet bevatten. Ingewikkelde wiskundige relaties gaan ons voorstellingsvermogen te boven. Dat is niet zo erg want we kunnen met deze tekortkomingen leven dank zij onze externe technische intelligentie op chips en harde schijven.
De beperkte reikwijdte van ons mededogen en onze angst voor alles wat vreemd is, zijn een groter probleem. Het past op geen enkele manier meer bij de schaal van de global village. Toch zijn we niet helemaal ongevoelig voor het leed aan de andere kant van de wereld. Dank zij de moderne media verschijnen zowel huilende kindertjes als onthoofdingen nu in onze huiskamers. Dat is eigenlijk in emotioneel opzicht alweer een schaalverkleining. De opkomst van de sociale media kan er aan bijdragen dat onze sociale intelligentie groeit. Moderne sociale media bieden meer mogelijkheden tot communicatie dan ooit. Een steeds groter deel van onze dagelijkse bezigheden bestaat uit praten. Sociale media hebben meer invloed op de jonge generatie dan studieboeken. Het net staat vol met discussies over van alles en nog wat. De anonimiteit van het internet levert helaas ook veel ongenuanceerde vuilspuiterij en propaganda. De talloze TV films en computerspellen verheerlijken helaas ook het geweld en werken als verkeerd voorbeeld. Daar is nog wel wat opvoedkundig werk te verzetten.
Inzicht in de dieper liggende oorzaken en het herkennen van kiemen in het aller vroegste stadium van conflicten kan helpen om escalaties te voorkomen. Daarom moeten we generalisatie, onheuse bejegeningen en kwalijke kwalificaties in onze omgangsvormen zien te voorkomen. Dat kun je trainen. Behalve het reeds strafbare haatzaaien moeten we ook elke propaganda als een voorstadium daarvan zien uit te bannen. Propaganda moeten we niet langer onder het mom van vrijheid van meningsuiting tolereren, maar in het allerprilste stadium direct aan de kaak stellen. Wat mij betreft hoeft dat niet door rechters te gebeuren. Gelukkig zijn er heel erg veel columnisten, essayisten en cabaretiers die niet hoeven te vrezen voor hun herverkiezing of eenzame opsluiting, laat staan onthoofding. Zij mogen ons zonder al te veel nuances prikkelende lachspiegels voorhouden zodat er een ontspannen discussie ontstaat, zonder dat er klappen vallen.
Exponentiële groei en toeval gaan ons denkraampje te boven en stellen ons daardoor heel vaak voor zeer onaangename verrassingen. Als we dat, na het lezen van deze bundel essays, eenmaal door hebben, kunnen we proberen om de meest onaangename gevolgen te voorkomen. De ontwikkeling van vaccins en antibiotica zouden we niet langer aan de industrie kunnen overlaten. We zouden kunnen streven naar een economie die niet afhankelijk is van 3 of meer procent groei in volume, maar kan functioneren zonder die groeiende hyperconsumptie en inzetten op sociaal en cultureel welzijn. We zouden veel beter kunnen anticiperen op bevolkingsgroei of op krimp, op vergrijzing en op de toename van verkeer en het gebruik van grondstoffen en energie. Exponentiële verbanden die de oorzaak zijn voor het uit de hand lopen van de inkomensverschillen zouden we kunnen opheffen. Ook kunnen we hopen op een snelle transitie naar duurzame energie door juist gebruik te maken van de hefboomwerking als gevolg van exponentieel groeiende verduurzaming.
Kortzichtigheid, hebzucht en zelfzuchtigheid zijn de hoekstenen van ons neoliberale kapitalistische systeem en hebben via een exponentiele groei een groot deel van de wereldbevolking welvaart gebracht. Helaas ten koste van een nog veel groter ander deel van de wereldbevolking en ook ten koste van natuur en welzijn. Nog erger is dat dit ook ten koste is gegaan van een toekomst voor de generatie na ons. Nu we bezig zijn in ras tempo onze aarde onleefbaar te maken en de inkomensongelijkheid tot absurde verhoudingen is opgelopen, gaan deze libertijnse principes aan hun eigen succes ten onder. De draagkracht van het aardse klimaatsysteem is overschreden waardoor we het kantelpunt naderen en de rek is uit de tolerantie voor onrechtvaardige verdeling en uitzichtloosheid. De groei stagneert onvermijdelijk ook al hebben de voorstanders van economische groei dat nog niet door. Door het klappen van de grootste economische zeepbel allertijden zal dit probleem zich voor een deel vanzelf oplossen, al zal het niet zonder slag of stoot verlopen en al blijft er daarna nog genoeg onrecht om aan te pakken.
Onze breinen hebben onvoorstelbare technologie en prachtige kunst voortgebracht. Dat houdt ons meer dan bezig. We hebben het er druk mee en heel vaak te druk. Zo druk dat steeds meer mensen het slachtoffer worden van stress. Gelukkig helpt een rijke fantasie en een uitgebreid scala aan overspronggedrag ons met het overwinnen daarvan. Gewoontes, verslavingen, spelletjes, films en feesten bieden een vlucht uit een hectisch bestaan, desnoods naar een volledig virtueel leven achter een i-Pod, TV of spelcomputer. Dat lijkt gek en ik ben er geen voorstander van, maar alles is beter dan de vlucht in materiële hyperconsumptie.
De escalatie van geweld zit diep in onze genen verankerd. Toch blijkt steeds duidelijker en steeds vaker dat het niet meer werkt. Terreurbewegingen zijn niet met bommen te verdelgen en ideologieën groeien harder naarmate ze sterker onderdrukt worden. Onze voorkeur voor gewelddadigheid begint steeds duidelijker als een boemerang tegen ons te werken. Het is de hoogste tijd dat we iets beters uitvinden en misschien gaan we ooit accepteren dat pacifisme nog niet zo dom is en dat sommige mensen gewoon anders zijn en andere ideeën hebben. So what ! Met al het geld van de wapenindustrie zouden we heel veel mooie dingen kunnen doen.
Het kenmerk van de vele exponentiële processen om ons heen is dat alles steeds sneller gaat en straks nog sneller dan we ons nu met ons beperkte brein kunnen voorstellen. Zoals het al duizenden jaren doet, biedt ook nu het onvoorstelbare hoop.
8 Ideeënstrijd
Ideologische geschillen zijn van alle tijden. Nou ja, voor zover het de geschreven geschiedenis betreft. Over het bestaan van ideologie en religie bij Neanderthalers of Homo erectus weten we niets. Als we er gemakshalve van uit gaan dat de oudste religie samenvalt met het oudste graf met tekenen van geloof in een hiernamaals, dan is religie niet ouder dan circa 50.000 jaar. Op de evolutionaire tijdschaal is dat erg recent en je kunt je dan ook afvragen waarom mensen zo fanatiek kunnen zijn over een geloofsovertuiging. Is daar niet toch een dieper liggende oorsprong die genetisch is verankerd?
Een geloof in het hiernamaals is nog betrekkelijk eenvoudig te verklaren als een overspronggedrag. Het prettige vooruitzicht helpt bij het verwerken van verdriet over, en het wegnemen van angst voor de dood. De ideeënstrijd gaat echter lang niet altijd over een hiernamaals of om goden en geboden. In onze moderne tijd zien we liberalisme tegenover communisme, dictatuur tegenover democratie, globalisme tegenover antiglobalisme, conservatief tegenover progressief, revolutionair tegenover antirevolutionair en ga zo maar door. Ook binnen de religies bestaan tientallen afgescheiden groepen die elkaar betwisten om het ware geloof vanwege op het oog volstrekt onbenullige verschillen van interpretatie. Dat er zo veel verschillende en zoveel tegengestelde ideologieën bestaan is één ding. We zijn nu eenmaal erg creatief en hebben een rijke fantasie. Maar wat brengt mensen er toe om zo fanatiek hun ideeën te verdedigen en andersdenkenden te verketteren?
Mijn verklaring is vrij simpel. Een ideologie is in feite een onderdeel van een identiteit en vooral een groepsidentiteit. Het aannemen van een groepsidentiteit is biologisch gezien een vorm van synchronisatie die de sociale cohesie bevordert en de stammenstrijd ondersteunt. Individualisme wordt daarbij verdrongen en niet getolereerd en het onderscheid tussen zij en wij wordt sterk geaccentueerd. Het is geen toeval dat oorlog en religie vaak samengaan, maar het geldt net zo goed voor niet religieuze tegenstellingen variërend van voetbalclubs tot politieke tegenpolen. Zelfs in de wetenschap treft men aanhangers en tegenstanders van een bepaalde hypothese aan die er toe leidt dat men zich verdeeld in elkaar bestrijdende kampen.
Uitingen van een groepsidentiteit zijn eigenlijk een onderdeel van de propaganda in de aanloop naar geweldsconflicten. Of het nu de kleuren van het sportshirt zijn of de nationale vlag, een kruisbeeld of een hamer en sikkel op een toren. In de oudheid bestond er een klassenstrijd tussen adel en boeren en tussen burgers en buitenlui. Je kon direct aan iemands uiterlijk, haardracht, kleding en sieraden zien welke maatschappelijke status iemand had. Tegenwoordig zijn de prijs van de kleding en het volgen van de meest recente mode, de auto en het huis vlaggen voor de individuele status. De combinatie met een ideologie maakt de symboliek echter veel sterker tot een groepskenmerk. Pogingen om dergelijke tegenstellingen te overbruggen of op te heffen zijn betrekkelijk nutteloos en vrijwel altijd vruchteloos. Een ideologie als onderdeel van de propaganda en een groepsidentiteit maakt blind en doof voor tegenargumenten. Standpunten verharden gemakkelijker dan ze verwateren. De argumentatie verliest aan rationaliteit en de waarneming verliest elke vorm van objectiviteit. Alle kenmerken van de propaganda zoals overdrijving, fanatisme, jij-bakken en zwart-wit redenering komen naar boven. Wie ooit in een politieke bijeenkomst de inspraak van een PVVer heeft aangehoord, weet precies wat ik bedoel, maar het geldt net zo goed voor de activisten binnen de Partij voor de Dieren of de Partij voor de Ouderen. Ongekende felheid tot en met fanatisme en polarisatie treedt op bij bijna alle ideologieën zodra zich een tegengestelde visie aandient. Partijbonzen die bereid zijn tot compromissen verliezen kiezers en worden wegens kiezersbedrog en verraad verguisd.
Dit uiterst merkwaardige verschijnsel zit veel dieper in onze genen dan de inhoud van de ideologie zelf. Maar die krampachtige hechting aan een ideologie is daarom niet minder actueel en een belangrijke reden waarom wij als mensheid heel vaak zo ongelofelijk dom doen.
De revolutie komt van zelf
Het afgelopen jaar las ik verschillende boeken over het verband tussen neoliberaal kapitalisme en de klimaatcrisis.
Naomi Klein stelt in haar nieuwste boek “No time, Verander nu voor het klimaat alles verandert ” dat het klimaatprobleem niet oplosbaar is, als we niet eerst het neoliberale kapitalistische systeem rigoureus omverwerpen. Het boek is één grote aanklacht tegen het neoliberalisme en je wordt er niet vrolijk van. Zij beschrijft net als Jan-Paul van Soest in “De Twijfelbrigade” dat de koppeling tussen klimaat en kapitalisme nu juist de reden is waarom de zogenaamde klimaatontkenners zo fanatiek zijn. Deze voornamelijk rechts van het politieke midden georiënteerde personen beschouwen de klimaatbeweging als een paard van Troje bedoeld om hun geliefde politieke systeem om zeep te helpen. Daarom proberen ze de angel uit de klimaatbeweging te halen door de wetenschappelijke consensus over de klimaatverandering te bekritiseren en het probleem te ontkennen.
Een vergelijkbare strekking heeft het boek van Anneleen Kenis en Matthias Lievens ”De mythe van de Groene Economie”. Zij zien de groene beweging als een hopeloos gefrutsel in de marge dat hooguit dient als window dressing voor een systeem van neoliberale beginselen.
Aanvallen op het kapitalisme zijn niet nieuw, maar na de teloorgang van het communisme in de Sovjet Unie en de liberalisering van China komt de kritiek nu uit een heel andere hoek. De Cambridge econoom Ha-Joon-Chang stelt in zijn boek “23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme” de vrije marktwerking genadeloos aan de kaak. In ons eigen land laat Ewald Engelen geen gelegenheid voorbij gaan om zijn gal te spuwen. In zijn recente boek “De Schaduwelite” krijgt de financiële sector er flink van langs en met hen de hele kliek van politici die deze sector niet durft aan te pakken.
Hoe zeer ik het ook eens ben met de kritiek op rechts, het helpt allemaal niks. De liberale visie is niet zomaar een opvatting over een systeem dat volgens hen en vooral voor hen goed werkt. Het is een fundamentele ideologie met religieuze trekjes. Niet toevallig valt deze ideologie vaak samen met een opvatting dat de mens de door God aangestelde heerser en vruchtgebruiker van de aarde is en dat alleen God het totaal kan en mag besturen. De visie staat dan ook voor ultieme vrijheid zonder overheidsbemoeienis of sociale vangnetten. De financiële belangen in olie, gas en steenkool (Big Fossil) die in strijd zijn met de transitie naar duurzame energie, zijn zeker een drijfveer, maar de spirituele motivatie gaat veel dieper dan dat en verklaart hun fanatisme.
Aan de andere kant gaat het de klimaatactivisten niet alleen om het klimaat. Zoals in bovengenoemde boeken en ook in mijn boek “De Meerziekte” is beschreven, is er sprake van een veel algemenere en veel bredere maatschappijkritiek. Kleinschaligheid en lokale economie staan tegenover globalisering en vrije handel. Eerlijker machtsverhoudingen, minder ongelijkheid van inkomens, fair trade, kringloop van grondstoffen en ontwikkelingshulp voor achterblijvers staan bij hen ook op de agenda. Juist die verbreding van het groene denken enerzijds en de tot religie verheven neoliberale overtuiging anderzijds, maakt de polarisatie veel groter dan de tegenstelling tussen een kolencentrale en een windturbine.
Ik denk dat we daar voor wat betreft de oplossing van het klimaatprobleem geen fluit mee opschieten. Er is volgens mij geen schijn van kans dat we in de komende vijftig jaar de ideologische tegenstellingen kunnen overbruggen. Integendeel; het klimaatprobleem is al sinds 1988 duidelijk in beeld en in 1992 werden in Rio al de eerste wereldwijde afspraken gemaakt om de broeikasgassen terug te dringen. Nu 25 jaar later is de situatie alleen maar slechter en onderdeel geworden van een breder ideologisch conflict. De emissie is met 57% toegenomen en de groene beweging is op tal van fronten omgekocht, zoals Naomi Klein in hoofdstuk 6 van No Time uiteenzet. De luxe van een dergelijke eindeloze ideeënstrijd kunnen we ons niet permitteren. De mensheid moet nu echt binnen 20 of hooguit 30 jaar volledig van fossiele energie overstappen naar duurzame energie. Dat daar een shock voor nodig is, ben ik met Klein eens, maar ik denk dat de shock via
de achterdeur van het kapitalisme komt en niet via een frontale aanval.
Eerlijk gezegd geloof ik dat het kapitalistische systeem, met al haar akelige eigenschappen juist zelf de grootste hefboom zal creëren voor die transitie. Omdat alles alleen om geld draait zal, zodra de kostprijs voor duurzame energie lager is dan de kostprijs voor fossiel, de omslag vanzelf plaats vinden en kan geen enkele regering of kapitalistische macht dit tegenhouden. Eigenlijk is die situatie al bereikt, zoals een recente compilatie van gemiddelde kosten voor verschillende vormen van energie door Zachary Shanan in Cleantech.com laat zien (LCOE of Utility Scale Solar Power getting really Competitive, 26 oktober 2014). Het kantelpunt van de kosten is al bereikt voor windturbines op land en voor grotere PV zonnecentrales. Voor consumenten en PV op het dak is de zogenaamde pariteit voor de netlevering al in heel veel landen bereikt. De grote omslag wordt echter nog even tegengehouden door een paar drempels.
Allereerst wordt de marktprijs voor energie heel sterk beïnvloed door belastingen enerzijds en belastingvrijstellingen voor het gebruik van fossiele energie anderzijds. Hoewel sommigen roeptoeteren dat windmolens op subsidie draaien, gaat er veel en veel meer overheidssteun naar fossiele energie. Ten tweede worden in de marktprijzen voor energie de kosten voor de schade aan gezondheid en milieu niet meegenomen. Het is moeilijk deze kosten te schatten maar ECOFYS heeft in opdracht van de Europese Commissie een zeer serieuze poging gedaan (Subsidies and costs of EU energy, project nr. DESNL14583). Deze kosten zijn aanzienlijk en worden nu indirect door overheden en consumenten betaald. Een dergelijke interventie van de overheid en een opvang van kosten door de maatschappij werkt sterk in het voordeel van Big Fossil, maar is eigenlijk volstrekt in strijd met het kapitalistische principe van een vrije markt zonder overheidsbemoeienis en zonder sociaal vangnet.
Een derde drempel is de rente op kapitaal. De neoliberale economie wordt gekenmerkt door een noodzaak tot groeiende omzet met geleend kapitaal dat vervolgens in zo kort mogelijke tijd moet worden terugbetaald uit de hogere omzet. Industriële activiteiten die dit beloven, trekken het grote geld uit de vrije kapitaalmarkt. Investeringen met een langere terugverdientijd zijn daarentegen moeilijk te financieren. Ten tijde van economische hoogconjunctuur worden soms terugverdientijden gehaald van minder dan vijf jaar. Dit wordt dan vervolgens maatgevend voor het gevraagde rendement op vreemd kapitaal en dat tikt ook door in de rente die voor bankleningen betaald moet worden. Hoewel in Europa de groei al bijna zeven jaar stagneert, zijn er elders opkomende economieën met groeicijfers van meer dan 7% en lopen investeerders nog niet warm voor projecten met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar.
Hoogconjunctuur met hoge rentes is ongunstig voor duurzame energie. De prijs daarvoor wordt immers grotendeels bepaald door de kapitaalslasten van de investering, terwijl de grondstoffen, wind en zon gratis zijn. Hoewel windturbines en zonnepanelen 25 jaar of langer mee gaan, worden kostprijzen berekend op grond van afschrijving binnen 15 jaar en terugverdientijden van vijf jaar. Hoogconjunctuur is daarentegen juist gunstig voor Big Fossil omdat de groeiende vraag naar energie de marktprijs opdrijft terwijl de productiekosten voor de bestaande boorputten en oude energiecentrales nagenoeg gelijk blijven. Het idee dat de recessie maar tijdelijk is en de groei weldra zal hervatten, houdt de investeerders nog even tegen om naar Duurzaam over te stappen.
Daartegenover staan echter factoren die de omslag zullen versnellen.
Investeringen met geleend kapitaal en hoge rentes brengen ook hoge vaste lasten met zich mee. Dat is geen probleem als de omzet snel genoeg stijgt. Zodra in een dergelijk systeem de omzet daalt, wordt er echter al gauw verlies geleden. Bij de meeste grote bedrijven is een omzetdaling van 5 à 10% die langer dan een jaar duurt al fataal.
Big Fossil en Duurzaam zitten in een verschillende fase van ontwikkeling. Voor Big Fossil worden de productiekosten voor nieuwe bronnen en nieuwe centrales steeds hoger. Er is geen verlaging van productiekosten te verwachten door verdere automatisering en schaalvergroting. Integendeel door strengere milieu eisen en ook doordat het laaghangend fruit al is weggeplukt en steeds moeilijker bronnen (diepzee, teerzanden, schaliegas) moeten worden aangeboord, stijgen de kosten.
Duurzaam is juist in de beginfase van ontwikkeling. Door schaalvergroting en betere technologie worden de kosten steeds lager. Door de gestage groei van Duurzaam zal de omzetdaling bij Big Fossil vroeg of laat tot verliezen gaan leiden. Groei van duurzaam en verlies bij Big Fossil zal tot gevolg hebben dat het neoliberale kapitalisme voor een nog grotere hefboom zorgt. Het grote kapitaal trekt dan weg uit Big Fossil en gaat in rap tempo naar Duurzaam. “Desinvestering” wordt sterk gepropageerd door de wereldwijde organisatie 350.org. Dat is goed, maar zodra de waarde van de aandelen daalt, verloopt het wereldwijd zonder dat enige actiegroep, politieke partij, regering of directie daar nog enige invloed op kan uitoefenen.
Dwars door dit prijsmechanisme speelt nog een heel andere factor. Dat is de efficiëntieslag die gemaakt kan worden door de overgang naar schone technologie. LED-verlichting, warmtepompen, elektrische auto’s, isolatie van gebouwen en energie uit wind en zon kunnen bij elkaar een besparing van 75% van het bruto energieverbruik geven zonder dat de consument luxe inlevert. De kostprijs voor deze efficiëntieslag is nog lager dan voor duurzame opwekking en daalt snel. De investeringen betalen zich snel terug.
De combinatie van genoemde factoren veroorzaakt nu nog weinig omzetdaling bij Big Fossil, maar Duurzaam groeit snel. In sommige staten wordt de elektriciteit al voor 40% uit zon en wind verkregen. Op dit moment zijn de marktprijzen voor een vat ruwe olie gezakt tot dicht bij de productiekosten. Gasgestookte energiecentrales draaien met verlies en kolengestookte centrales worden gesloten of staan in de mottenballen. Als ook de efficiëntiewinst op gang komt, daalt de omzet van Big Fossil binnen luttele jaren tot onder het fatale niveau.
Wanneer de investeerders elkaar in paniek aansteken, veroorzaakt dit een nog grotere recessie dan de hypotheekcrisis van 2008 en worden tal van industriële sectoren in de vrije val van Big Fossil meegezogen. Duurzame energie biedt dan de beste perspectieven voor de lange termijn. Groei, zekerheid en relatief korte terugverdientijden zullen bij Duurzaam beter zijn dan bij Big Fossil.
Is dit een doemscenario of wensdenken? Volgens mij is dit het enige realistische scenario. Het verloopt spontaan zonder voorafgaande politieke strijd tegen de huidige economische neoliberale kapitalistische structuur. Geen regering of actiegroep kan er iets aan doen. Het verloopt ondanks de onverschilligheid van de consument voor klimaatproblemen. Omdat de economische vooruitzichten voor Duurzaam zo gunstig zijn, verloopt het proces zelfs zonder enige motivatie vanwege het klimaat en zonder ideologische strijd. Het grote kapitaal zal geen tegenstander meer zijn, maar de belangrijkste aanjager. Het verloopt wereldwijd en geeft minder internationale handelsproblemen dan fossiele grondstoffen uit politiek instabiele regio’s. Elk ander scenario zal gepaard gaan met grote ideologische of geografische conflicten, met besluiteloosheid of patstellingen door vóór en tegenstanders en zal daardoor pas op gang komen als het vanwege het klimaat te laat is. In het recente verleden zijn er tientallen economische zeepbellen geknapt en grote revolutionaire omwentelingen door nieuwe technologie ontstaan, terwijl ideologische tegenstellingen alleen maar groter werden en de standpunten verhardden.
De hefboomwerking komt al op gang. Ongetwijfeld zal Big Fossil eerst nog terugvechten. Men zal nog proberen om Big Fossil door middel van financiële steun van overheden te redden. Volgens Shelagh Whitley van het “Overseas Development Institute ODI, steunen de overheden van de G20 nu al met $88 miljard per jaar de exploratie van nieuwe fossiele bronnen (http://cleantechnica.com/2014/11/11/g20-supporting-fossil-fuels-tune-88-billion/). Maar de grote collaps van Big Fossil is eigenlijk onvermijdelijk en zal een enorme economische dreun toebrengen. Deze dreun komt voornamelijk op de hoofden van de rijken en treft de landen met spilzieke overconsumptie veel harder dan de ontwikkelingslanden. Daarom zullen er tegelijk ook kantelingen plaats vinden van de machtsverhoudingen. De grote collaps van Big Fossil is volgens mij ook het enige mechanisme dat zoveel effect kan hebben dat we de transitie naar duurzaam binnen de nog resterende tijd kunnen maken. Het alternatief is een machteloze oproep van Ban Ki-moon om vóór het jaar 2100 volledig over te schakelen op duurzaam met als gevolg een catastrofale klimaatverandering door overschrijden van het kantelpunt van het klimaatsysteem omstreeks 2050. In plaats van een hopeloos gevecht tegen het systeem en de ideologie kunnen we beter het systeem zichzelf laten opblazen. De keus is niet moeilijk, maar we hoeven niet te kiezen. Het gaat vanzelf.
7 Conflictbeheersing
Hete zomer
De zomer van 2014 blonk uit door een lange hittegolf in Nederland en tal van hete conflicten daarbuiten. Het oude conflict tussen Israël en de Palestijnen van Hamas in de Gaza brak weer in alle hevigheid los. In Oost Oekraïne liepen pro- Europa demonstraties uit op een burgeroorlog tussen pro-Kiev en pro-Poetin. Nederland werd erin betrokken door het neergehaalde vliegtuig van Malaysian Airlines MH17. Eerder dit jaar waren we al dapper achter de twee duizend Franse soldaten aan naar de Centraal Afrikaanse Republiek getrokken om een einde te maken aan gewelddadige slachtpartijen door de radicale terreurgroepen van Boko Haram. In Somalië trok een vergelijkbare beweging onder de naam Al-Shahaab ten strijde tegen alles wat niet orthodox Islamitisch is. De burgeroorlog in Syrië modderde voort met als gevolg dat buurlanden en Europa worden overstroomd met een paar miljoen vluchtelingen. Te midden van de politieke chaos in Irak en Syrië riep een groep extremistische moslims het sultanaat uit en stichtte onder het uitvoeren van gruweldaden de Islamitische Staat (IS). Iedereen die hen voor de voeten liep met een andere religie of een andere opvatting werd als ongelovige genadeloos afgeslacht. Kortom er was meer dan genoeg reden voor onze geblondeerde propagandist om zijn haatcampagne tegen de Islam voort te zetten. Op 2 oktober riep hij in de Tweede Kamer dat we ze allemaal plat moesten gooien.
Mij boeit echter de zogenaamde motivatie voor terreur vanuit de Islam geen moment. Ik vind het interessanter om eens stil te staan bij de vraag waarom wij en de rest van de wereld niet in staat zijn om er iets anders tegenover te stellen dan geweld. Of het nu een bommentapijt is vanuit B52-vliegtuigen, oprukkende tanks of doelgerichte executies van leiders door middel van drones, het effect is vrijwel altijd een escalatie van de haat en nieuwe terreur. Er is veel voor te zeggen dat de chaos en terreur in Irak en Syrië een voortvloeisel zijn van eerdere oorlogen in Irak en Afghanistan en dat het onvolledig uitroeien van Al Qaida tot een veelvoud van uitzaaiingen heeft geleid, maar het gaat mij niet om de politieke achtergronden. Of het nu Israëli’s, Duitse nazi’s, Russen of Amerikanen zijn, bij hen allen bestaat de merkwaardige veronderstelling dat een tegenpartij uiteindelijk altijd met geweld op de knieën gekregen kan worden. Stelt u zich eens voor dat u een verschil van mening hebt. Geeft u dan uw gesprekspartner een optater in de verwachting dat hij het daarna roerend met u eens is? Toch is dat de achterliggende gedachte bij al die geweldsconflicten. Dat deze merkwaardige veronderstelling door de ervaring van duizenden jaren oorlogen gelogenstraft wordt, maakt ook niet uit. Internationale conflicten lopen bijna altijd uit op geweldsconflicten die tenslotte escaleren in een poging tot wederzijdse vernietiging of een volledige uitputting waarbij één der partijen zich noodzakelijkerwijs overgeeft maar, voor zover hij nog niet dood is, alweer op wraak zint.
Nu zult u zeggen: ”Ja maar als de Amerikanen ons niet hadden gered, …..”. Inderdaad, we zouden ons knarsetandend moeten hebben beperken tot ondergronds verzet en terreur, totdat de laatste verzetsheld was omgebracht. Diezelfde onverzettelijkheid gold net zo goed ook voor Nazi Duitsland. Niet voor niets ontwikkelden Churchill en Roosevelt in 1943 dan ook het plan om, terwijl de Russen het Oostelijk front in de pan hakten, met bombardementen uit de lucht zoveel mogelijk burgerslachtoffers te maken en alle grote steden van Duitsland met de grond gelijk te maken. Pas toen men daarmee ver gevorderd was, en het rode leger na de grootste en bloedigste veldslag in de geschiedenis Berlijn had veroverd, kwam er begin mei 1945 een einde aan de oorlog in Europa.
De strijd tussen Stalin en Hitler kostte 26 miljoen Russen en 7 miljoen Duitsers het leven. Dat is een groot deel van de 72 miljoen slachtoffers van de tweede wereldoorlog wereldwijd. Aan het einde werden er opzettelijk nog even meer dan een miljoen Duitse burgers door het rode leger gedood en 300.000 Duitse vrouwen verkracht.
Een aantal weken later werd Japan gedwongen zich over te geven met het dreigement van totale vernietiging. Toen ze dat in eerste instantie weigerden, beraamde de Amerikaanse president Truman met instemming van Stalin de inzet van een tot dan toe nog niet vertoond vernietigingswapen. Op 6 augustus werden de steden Hiroshima en Nagasaki door twee atoombommen van de aarde geveegd.
Was dit het einde? Wel nee, er volgden nog vele lokale oorlogen her en der, en de escalatie gedurende de wapenwedloop in de koude oorlog bereikte een totale vernietigingskracht van één miljoen keer die van de eerste atoombommen. Genoeg om zowel het westelijk blok als het Oostblok 20 maal volledig te vernietigen.
Dit jaar herdachten we na 70 jaar de Operatie Market Garden. Vrijwel gelijktijdig hield president Obama een speech over zijn strategie ten aanzien van de IS beweging. “Ons doel is duidelijk, we zullen IS afbreken en uiteindelijk vernietigen….”. Ik heb meer sympathie voor Obama dan voor Wilders, maar in dit geval zeiden ze hetzelfde.
Escalatie van geweld loopt vrijwel altijd uit op een drang tot totale vernietiging.
Ja maar, zult u zeggen: “Het kwaad kun je toch niet bestrijden door zoete broodjes te bakken met de fanatieke baardmannen.” Ook dat is helaas waar, en het geldt voor alle reeds geëscaleerde conflicten en dat is nu precies de reden waarom je conflicten niet moet laten escaleren. Een escalerend conflict is net als een exponentiële functie. De beginfase wordt niet herkend of ontkend en daardoor laten we alle kansen voorbij gaan om het vreedzaam op te lossen. Meestal is het een schrijnende situatie en een gevoel van onrecht die al zeer geruime tijd bestaan. Als het lang genoeg gebroeid heeft, ontstaat er vroeg of laat een incident, al was het maar een protestactie om aandacht te krijgen voor het onrecht. Deze beantwoorden we dan met gewelddadige onderdrukking in de verwachting dat we het kwaad in de kiem smoren. De werkelijke kiemfase is dan echter al lang gepasseerd en de escalatie gaat voort in een vicieuze cirkel die steeds onbeheersbaarder wordt, totdat volledige vernietiging van de tegenpartij als laatste middel overblijft.
Wij mensen hebben een dijk van een probleem als het om de-escalatie van conflicten gaat. Dat probleem begint al bij kleine jongetjes die ruzie maken over een speelgoedauto of een voetbal. Geweldsuitbarstingen tussen vechtersbaasjes ontstaan ook zelden als een rationeel goed doordacht plan maar meestal als een primaire reactie, spontaan of eigenlijk instinctief. Doordat onze emoties door het dunne vernislaagje van aangeleerd fatsoen heen breken, slaan wij er op als we onze zin niet krijgen of als we een ander iets willen afdwingen. Zelfs bij liefhebbende ouders en pedagogisch geschoolde onderwijzers jeuken de handen soms zo erg dat ze niet meer in toom gehouden worden. Het zit waarschijnlijk in onze genen, maar is daar ook een aanwijzing voor bij onze voorouders en verwanten?
Geweldige genen
Bij de mensapen met wie wij het grootste deel van onze genen gemeen hebben, zien we ondanks de vele overeenkomsten heel verschillende oplossingen voor het beheersen van conflicten. Ruzies in de familie van de Gorilla worden in de kiem gesmoord door het allesoverheersende gezag van de grote zilverrug. Dat werkt in de meeste gevallen preventief. Bij de Bonobo is seks een buitengewoon effectief overspronggedrag om spanningen weg te nemen. De gewone chimpansee maakt daarentegen veelvuldig ruzie. Chimpansees hebben een perfect geheugen voor rotstreken die een ander heeft uitgehaald en proberen die betaald te zetten zodra zich daartoe een kans voordoet. De kleine ruzies worden vaak gewelddadig en escaleren totdat de hele groep in rep en roer is. De escalatie van geweld is dus niet door ons uitgevonden. Door ingrijpen van de leider en een paar handlangers wordt de zaak beslecht met een pak slaag voor de onruststoker. Daarna volgt verzoening en biedt de verliezer zijn nederige excuses aan en wordt er gevlooid. Vlooien is het belangrijkste overspronggedrag bij chimpansees.
Bij bavianen die net als mensen in grote groepen met meerdere patriarchale families leven, komen verschillende soorten conflicten voor. Normale ruzies binnen de familie of tussen families worden afgedaan met dreiging. De grote hoektanden van de volwassen mannen zijn een geducht wapen en het dreigend tonen van dit wapen is vaak afdoende. Zo niet, wordt er een flinke tik uitgedeeld of volgt een korte achtervolging. Ongehoorzame of flirtende vrouwtjes worden eveneens met een flinke oorvijg tot de orde geroepen. Over het algemeen heerst er een dynamisch machtsevenwicht en vindt er geen escalatie van het geweld plaats. Het grote geweld komt bij Bavianen pas naar boven bij conflicten met een andere groep. Na een aantal incidenten kan de zaak escaleren tot een bloedige oorlog waarbij de hele groep betrokken is en de mannen elkaar dodelijk verwonden. Een verzoening na afloop is er niet bij. De verliezende groep druipt af en likt de wonden.
De eenzame Orang oetan vrouwen worden regelmatig verkracht door sexueel gefrustreerde mannen en bij de monogame Gibbons zijn hevige gevechten normaal bij grensconflicten om het territorium. Onverzoenlijkheid komt ook voor bij chimpansees in conflicten tussen verschillende groepen. In dit geval worden enkele afgezonderde individuen van een andere groep aangevallen door een meute van de eigen groep. Die strijd is altijd ongelijk. Chimpansees zijn de uitvinders van asymmetrische oorlogsvoering. Het eindigt vaak met de dood van de verliezer ten gevolge van ernstige verminkingen waarbij vingers en geslachtsdelen worden afgebeten. Deze gruwelijke conflicten kennen geen verzoening, geen compromissen en geen bemiddeling.
Mensen hebben dus zeker niet het monopolie op geweld tegen soortgenoten en her en der zien we zeer herkenbare patronen bij onze naaste verwanten. Toch blijken wij uniek te zijn in de systematische en georganiseerde oorlogvoering. Een belangrijk onderdeel daarvan is de propaganda. Hiermee worden in een vroeg stadium de geesten rijp gemaakt voor vijandschap en haat. De propaganda maakt de andere groep verderfelijk, slecht, onbetrouwbaar en gevaarlijk. Deze fase is nog zonder geweld en vindt plaats tussen de oren. Er ontstaat angst en haat en daardoor onderlinge solidariteit tegen de vermeende vijand. De collectieve stemming verandert in een kruitvat met een lont. Als de propaganda voldoende gerijpt is, volgt er vroeg of laat een geweldsincident als begin van de escalatie van geweld, maar eigenlijk is de propaganda al het eerste deel van een exponentieel proces.
Omdat we zo buitengewoon vindingrijk zijn, kan propaganda allerlei vormen aannemen. Ook verschillen van religie en verschillen tussen politieke systemen kunnen naar hartenlust worden opgeblazen tot een bezielend onderdeel van de propaganda. Leugens, verdraaiing van feiten en argumenten die er eigenlijk niet toe doen, maskeren de werkelijke drijfveer. De ware beweegreden is meestal een drang tot machtsuitbreiding of gebiedsuitbreiding in verband met belangrijke voedselbronnen of grondstoffen dan wel een reactie op uitbuiting en onderdrukking en een drang naar onafhankelijkheid.
Een ander onderdeel is de georganiseerde samenwerking in gedisciplineerde legers onder aanvoering van krijgsheren in een hiërarchische bevelstructuur. De samenbundeling van krachten wordt vaak in rituele krijgsdansen of militaire parades tot uiting gebracht of in uitdagende krijgsliederen. De stemming wordt gesynchroniseerd en dit wordt tot uitdrukking gebracht door synchronisatie van de lichaamsbewegingen tot in het absurde. Deze rituelen dienen ook als dreigingen door het tonen van kracht, interne discipline en strijdvaardigheid.
Tenslotte is het een unieke eigenschap dat onze bewapening in een periode van een miljoen jaar technologische ontwikkeling sinds de eerste vuistbijlen tot extreme vernietigingskracht is geperfectioneerd. Sinds het gooien van stenen en stokken zo’n 500.000 jaar of meer geleden, is de bewapening geëscaleerd volgens een exponentiële functie. Ongeveer 50.000 – 30.000 jaar geleden kregen we de veel effectievere speerwerper en de pijl en boog. Omstreeks 1300 werd het buskruit uitgevonden en 69 jaar geleden werd de eerste atoombom gegooid. Het is een ontwikkeling tot en met de huidige lange afstandsraketten en drones. De bediening gebeurt op steeds grotere afstand en met steeds grotere afstandelijkheid.
Oorlogen met veel mannelijke slachtoffers zijn weliswaar een onlosmakelijk deel van onze geschiedenis, maar dit heeft op zich zelf, ook na een miljoen jaar nog weinig effect op de biologische evolutie. Zelfs met het zaad van een paar mannen kan een populatie zich in stand houden zoals door de meeste in kuddes levende zoogdieren wordt bewezen. De systematische selectie van gewelddadige genen ontstaat pas als de meest gewelddadige krijgers en stammen met de meest effectieve wapens via vrouwenroof en verkrachting meer nakomelingen krijgen. Het stelen van voedsel dan wel het afpakken van wapens, jachtgronden of landbouwgrond, slavernij en uitbuiting hoort daar allemaal ook bij. Dat is precies wat er in ieder geval de laatste 100.000 jaar is gebeurd en nog steeds bij iedere oorlog wordt waargenomen. Het effect is duidelijk. Als bij één op de honderd stammen gewelddadig gedrag in de genen zit en er gemiddeld slechts elke 25 jaar een stammenoorlog wordt uitgevochten met als resultaat dat de beste krijgsheren van de winnaar 20% meer nakomelingen krijgen, duurt het maar 600 jaar voordat deze geweldsgenen bij 95% van de populatie in alle stammen zijn doorgedrongen. Het selectieproces herhaalt zich dan met genen die nog agressiever zijn. De beschikbaarheid van effectieve wapens is daar onlosmakelijk mee verbonden en daarmee valt een selectie van steeds agressievere genen samen met de selectie van steeds hogere technologische intelligentie. Steeds sterkere wapens met een steeds grotere trefzekerheid zijn dan ook de belangrijkste reden dat de ontwikkeling van sociale intelligentie, waarmee conflicten langs een andere weg zijn op te lossen, juist is achtergebleven. Als je fysiek sterk genoeg bent, hoef je niet sociaal slim te zijn. De aanwezigheid van wapens heeft onze instinctieve impulsen om geweld te gebruiken enorm versterkt. Na honderdduizend jaar selectie zit het geweld stevig in onze genen verankerd. De mannen met de baarden van de Islamitische Staat volgen dus een instinctief patroon, dat hetzelfde is als de Spanjaarden volgden tijdens de tachtigjarige oorlog en de Russen bij de inval van Berlijn of de Amerikaanse soldaten in Viëtnam en Irak. Het antwoord van Obama, de meest vredelievende president van de VS ooit, is volledig in lijn met dat zelfde gewelddadige instinct; totale vernietiging. Dat het bombarderen van terreurbewegingen nooit tot volledig uitroeien leidt, doet er niet toe.
De uitgaven voor, wat we eufemistisch defensie noemen, zijn afhankelijk van het land tussen de 2 en 10% van de bruto nationale productie en de macht van de wapenindustrie is ongekend. Jaarlijks wordt er wereldwijd voor ruim $1,5 biljoen (= 1,5 x 1012) aan wapens uitgegeven. Zelfs als wapens echt defensief kunnen worden ingezet, zoals bij de anti-raket-raketten die Israël met succes toepast op de beschietingen vanuit Gaza, is er de impuls om met strafexpedities de vermeende lanceerplaatsen in scholen en moskeeën volledig te willen vernietigen. Tijdens deze operatie met de cynische naam Protective Edge werden tussen 7 juli en 26 augustus 18000 woningen inclusief circa 1200 bewoners door Israëlisch geweld vernietigd. Onze wapenindustrie levert graag aan alle landen die in oorlog zijn of zouden kunnen geraken. Een gemiddeld Nederlands kind van 12 jaar heeft al meer dan 90.000 geweldsacties en 6000 TV moorden bekeken, waarbij de videogames nog niet zijn meegerekend (José vd Sman, Elsevier 12 maart 2005). Geweld wordt alom verheerlijkt omdat het kijkers trekt. We vinden het geweldig.
Hoewel, niet iedereen. Kijk, luister en huiver bij de video van Rihan &Faia Younan, die dit jaar al door miljoenen mensen is bekeken
www.barakabits.com/2014/10/to-our-countries-the-video-bringing-tears-and-joy-to-arabs-across-the-globe
Praten en nog eens praten
Is er dan helemaal niets aan te doen? Jawel, vergaderen en praten, al of niet via bemiddeling voordat de escalatie niet meer te beteugelen is. Geen probleem. We praten veel en overal. Meestal voor de gezelligheid als er geen conflicten zijn. Dat gaat ons goed af. Praten leren we al op heel jonge leeftijd en onze jeugd heeft ook aan praatjes geen gebrek. En toch… Zelfs op verjaardagspartijtjes kan praten over een meningsverschil heel gemakkelijk ontaarden in schreeuwen. Zodra praten gepaard gaat met generalisaties, overdrijvingen, jij-bakken en onheuse kwalificaties begeven we ons op het hellend vlak en begint de escalatie al tussen de oren. In veel gevallen leidt praten tot ruzie en worden klappen uitgedeeld of gaat men uit elkaar om zwijgend een vete te blijven koesteren. Zodra er wapens zijn, draaien hoog opgelopen ruzies maar al te vaak uit op moord. Dat zien we bij de Amerikanen die bijna allemaal een pistool in hun nachtkastje hebben, bij de Afghanen die allemaal een kalashnikov om de schouder dragen en we zien het bij de onderwereldfiguren en maffioso die genadeloos met elkaar afrekenen. We zien het dagelijks in het nieuws en in films.
Het gaat natuurlijk niet altijd fout. In veel bedrijven vergadert men zich suf om meningsverschillen te overbruggen, maar daar zijn dan ook geen fysieke wapens aanwezig en heerst vaak een gedisciplineerde structuur van bazen en bovenbazen. In parlementaire democratieën wordt ook heel wat afgepraat. Het verloopt als een rituele dans volgens vaste spelregels en procedures. Dat gaat in landen met een eeuwenlange traditie op dat gebied redelijk goed. Het kost wel veel geduld en vereist acceptatie van de spelregels. Democratie heeft echter als nadelen dat het soms erg veel tijd kost om tot een besluit te komen en dat je als minderheid meestal je zin niet krijgt. Een minderheid die deze positie niet accepteert geeft problemen en een meerderheid die een minderheid helemaal aan de kant schuift, geeft ook problemen. Een ander nadeel van democratie is dat het de kortzichtigheid bevordert, omdat regeringen vaak niet verder kijken dan de volgende verkiezing. Partijen zijn ook vaak beïnvloedbaar door derden. In de VS, waar men voor een verkiezing afhankelijk is van heel veel geld voor de campagnes, heerst in feite de kapitaalkrachtige industrie via lobbyisme en donaties voor de partijkas. In andere landen die nog geen oude democratische traditie met strakke regels kennen, werkt het dan ook van geen meter. Daar heerst dictatuur met gewelddadige repressie of er is chaos door strijdende partijen. In alle landen die recent door de VS of de NAVO “bevrijd” zijn of waar recent democratie naar westers voorbeeld ingevoerd is, regeert niet het parlement maar de corruptie en het geweld van strijdheren, stamhoofden en milities. Dat geldt ook voor veel landen in Afrika, in Oost Europa, in Zuid Amerika en in Azië. In nogal wat landen (Italië, Zuid Korea, Venezuela, Turkije, Jordanië, Oekraïne en Bolivia) gaan de parlementsleden zelfs regelmatig met elkaar op de vuist.
In internationaal verband bestaat er ook een traditie van diplomatie. Internationale diplomatie is echter nog een heel jong vak en slechts heel weinig diplomaten verstaan dit vak. Het is erg moeilijk om te voorkomen dat er wederzijdse verwijten of sancties ontstaan, waarmee de escalatie en de propaganda begint. Economische sancties als vredelievend machtsmiddel om het gelijk af te dwingen hebben zelden het beoogde effect en leiden vrijwel altijd tot verharding van standpunten.
Dit jaar waren we getuige van een tamelijk klungelige manier van conflictbeheersing door Europa in een conflict om de macht in Oekraïne tegenover een geslepen Poetin die de kunst van de propaganda als geen ander beheerst.
Het praten in de veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die we sinds 1945 hebben, is nauwelijks effectief door het vetorecht van de vijf grootste mogendheden. De zogenaamde vredesmachten of blauwhelmen kunnen weinig uitrichten als het toch tot vechten komt. Ook klimaatconferenties onder de paraplu van de VN leveren al twintig jaar niets anders op dan toenemende frustratie. De wereldleiders van de rijke landen praten ook buiten VN verband regelmatig met elkaar, maar zij kunnen niet voorkomen dat de inkomensongelijkheid in de wereld tot gevaarlijke spanningen leidt. De beweging Occupy Wall Street was bedoeld als een vredelievend protest, niet door geweld maar door praten. Maar de beweging bloedde dood. Er is meer voor nodig om de financiële sector op haar knieën te krijgen.
Praten kunnen we en praten konden we waarschijnlijk al lang voordat we de wapenwedloop hadden ingezet, maar zodra de kanonnen er waren, lieten we die voor ons spreken al was het maar door troepenbewegingen langs de grenzen.
Onze sociale intelligentie is dus sterk achtergebleven bij de technische intelligentie. Door de wapentechnologie is deze achterstand alleen maar groter geworden. Wie niet sterk is, moet slim zijn geldt ook in omgekeerde richting: Wie fysiek sterk is, kan sociaal dom blijven.
Een heel andere oorzaak is dat onze technische intelligentie voor het grootste deel vastgelegd wordt op externe dragers. Vanaf de eerste boekrollen op papyrus tot onze harde schijven zit slechts een periode van 5000 jaar. De evolutie van de techniek verloopt razend snel en onafhankelijk van de biologische evolutie. Sociale intelligentie daarentegen laat zich moeilijk vastleggen en is veel moeilijker overdraagbaar. De evolutie daarvan verloopt dan ook relatief traag.
Het is maar zeer de vraag of we onze achterstand in de evolutie van sociale vaardigheid nog kunnen inhalen. Na de taal is ons onderwijs van laag tot hoog voornamelijk gericht op feitenkennis en technische intelligentie. We weten dat we deze kennis niet in onze genen hebben zitten en dus via opvoeding moeten aanbrengen. Sociale vaardigheden zoals, naar elkaar luisteren, je verplaatsen in de situatie van de ander, het oplossen van meningsverschillen, het onderkennen van onrechtvaardigheden en frustraties, het voorkomen van grote ongelijkheid, en het vermijden van propaganda zijn daarentegen een ondergeschoven kindje in het onderwijs. Kennelijk denken we dat we dit vanzelf wel kunnen. Helaas is dat een groot misverstand. We moeten niet alleen een achterstand inhalen, maar ook nog de gewelddadige patronen die wel genetisch verankerd zijn, leren onderdrukken. Als we sociale structuren in de maatschappij verwaarlozen en ook nog het leren van sociale vaardigheden schromelijk verzuimen, en dat doen we, is het niet verbazend dat we steeds dommer doen.
Zelfs als we onze gewelddadige neigingen zouden leren beheersen, heeft al het praten natuurlijk alleen maar zin als we ook bereid zijn tot eerlijk delen. We zouden kunnen beginnen met het afschaffen van de procentuele verhoging van lonen, loonschalen en marges tussen de schakels van een productieketen. Bovendien zouden de verschillen tussen de geboortecijfers moeten verdwijnen. Een andere belangrijke aanjager voor geschillen is de ongelijkmatige verdeling van belangrijke grondstoffen. Alleen al daarom zou een energietransitie, waarbij lokale energie uit zon en wind mensen minder afhankelijk maakt van verre olie- en gasvelden en kolenmijnen, een belangrijke bijdrage aan de wereldvrede kunnen leveren.
6 Verslaving
Beloning en straf
In 2014 werd de verslaving aan het mobieltje een algemeen verschijnsel. En dat ondanks mijn deelname aan de carnavalsoptocht, waarbij kleindochter Laura en ik dat toch heel duidelijk aan de kaak stelden met de sterke tekst
’t Git helemaol nerg’s over”.
Dat wij aan de raarste dingen verslaafd kunnen raken, is niet zozeer een gebrek maar juist het gevolg van een superieur vermogen van ons lerende brein.
Ons brein is er in gespecialiseerd om tot op hoge leeftijd te kunnen blijven leren en in dit opzicht overtreft het dat van alle andere dieren. Hoe het brein kan leren is een fascinerend onderdeel van de breinwetenschap. In hoofdstuk III van “Oermenselijk” wordt een aantal hypothesen voor verschillende werkingsmechanisme beschreven. Het meest voorkomende mechanisme komt er in grote lijnen op neer dat we geneigd zijn dingen die prettig zijn en beloond worden te herhalen en dingen die vervelend zijn te vermijden. Dat we iets als prettig of als beloning ervaren komt door de afscheiding van een paar stofjes, zogenaamde neurotransmitters waarvoor een klein stukje onderin de hersenen buitengewoon gevoelig is. Het betreft hier dopamine en serotonine en de Nucleus accumbens, alias ons genotknobbeltje. Vanuit die kleine kern wordt vervolgens de motivatie aangestuurd om te herhalen. Alle prettige ervaring verloopt via diezelfde stofjes en dat zelfde knobbeltje. Of het nu het eten van een reep chocolade is, een aangename vrijpartij of de herkenning van een bekend gezicht, de biochemische processen en het neurofysiologische circuit zijn altijd hetzelfde en verschillen hoogstens in de hoeveelheid geproduceerd dopamine of de gevoeligheid van het knobbeltje. Dit circuit is bij mensen extreem sterk ontwikkeld zodat we tot op latere leeftijd nog kunnen blijven leren. Maar aan elk voordeel zit ook een nadeel en dat blijkt als ons genotsknobbeltje de leiding overneemt.
Hoe we leren om onprettige dingen te vermijden is overigens een heel ander verhaal. Alleen zeer sterk negatieve ervaringen, zoals hevige pijn, intens vieze smaak en doodsangst of schrik kunnen in één keer voldoende zijn om iets voorgoed af te leren. In het algemeen zijn we voor afwezigheid van beloning vrijwel immuun. Zelfs indien een handeling slechts een heel enkele keer beloond wordt, nemen we talloze mislukkingen zonder beloning op de koop toe. Zonder deze scheve verhouding tussen het effect van belonen en niet belonen zouden we elk leergedrag na een paar mislukte pogingen opgeven. Straffen leidt eerder tot nerveuze stress dan tot het afleren van bepaald gedrag. Zo lang pijn, angst of stress niet te sterk zijn, kunnen we die stress betrekkelijk gemakkelijk verdringen met een positieve ervaring. Iedereen weet dat een kind na een valpartij eenvoudig is te troosten met een snoepje, een kusje of een knuffel van moeder. Nog nooit is een kind gestopt met lopen omdat het een keer is gevallen. Dat is maar goed ook anders zou het leven één groot tranendal zijn.
Het almachtige knobbeltje
Indien het herhalen van een prettige ervaring een dwangmatig karakter krijgt, spreekt men van verslaving. Anders dan bij normaal leergedrag, ontstaat er nu wel een onaangenaam gevoel bij afwezigheid van de herhaling. In veel gevallen is het onaangename gevoel beperkt tot een gemis of een onzekerheid of saaiheid. In ernstiger gevallen ontstaat nervositeit of wordt men chagrijnig en in nog ernstiger gevallen, wordt men ernstig ziek van pijn en hevige depressie. Een onzekerheid of een gevoel van saaiheid laat zich door een bepaald aangeleerd stereotiep gedrag gemakkelijk verdringen. Dan is het een gewoon overspronggedrag, maar door de veelvuldige herhaling wordt de aangename prikkel steeds sterker. Omdat er een zekere gewenning optreedt in het genotsknobbeltje, zodat er steeds meer neurotransmitter nodig is om het te behagen, wordt het steeds moeilijker voor andere belevenissen om dit te evenaren. Behalve door de herhaling kan de prikkeling ook sterker worden door een hogere intensiteit of een sterkere dosis. Het gevolg blijft hetzelfde.
Duimzuigen, sabbelen, nagelbijten, de haren wegstrijken, wippen, schommelen, klikken met een balpen, tikken met de vingers, met de sleutelbos of met een rozenkrans friemelen, zijn veelvoorkomende stereotype gedragingen zonder chemische component. Snoepen, roken en drinken hebben behalve het stereotype karakter van het gedrag ook een chemische component. Suiker, nicotine, chocolade, cafeïne, de combinatie van vet en zout zoals in chips en last but not least alcohol zijn allemaal verslavend. De negatieve gevolgen zijn niet gering, maar we kunnen tot op zekere hoogte nog gewoon blijven functioneren. In hoofdstuk VI van “Oermenselijk” heb ik hier al uitgebreid over geschreven. Naar schatting 20% van de bevolking is verslaafd aan snoepen, eten en drinken, circa 10 à 20% aan roken, 10% aan alcohol, 5% aan gokken, 5% aan werk en 2- 8% aan kopen en winkelen, 3 – 6% is verslaafd aan seks. Deze getallen zijn waarschijnlijk van weinig waarde. De definitie van verslaving is rekbaar en waarschijnlijk treedt het grootste deel van de verslaving niet aan het daglicht. In ieder geval is het fenomeen behoorlijk algemeen.
Het meest algemeen, met percentages dicht tegen de 100, is de onschuldige verslaving aan bepaalde trendy stopwoordjes of stereotype uitdrukkingen in de taal. Naast het vloeken en de krachttermen “shit” en “kut” of “fuck”, kunnen we hier de woordjes “uuh”, “dus” en “ja” toe rekenen. De verslaving aan stereotiepe woordjes verloopt in trends. In 2012 was het “Dan heb ik zoiets van…” een ware epidemie. Deze werd in 2013 opgevolgd door “Als je ziet dat…” of “Als je kijkt dat “ en in 2014 groeide het “zeg maar” tot een afschuwelijke repeterende tik in onze spreektaal uit. Het massale gebruik en het stereotiepe karakter bieden zekerheid tijdens het zoeken naar de juiste woorden en zinsbouw, en net als de spreeuwen vluchten we daarmee in de massa.
Daartegenover staat de veel minder algemene verslaving aan drugs. Deze stoffen hebben een dermate sterke invloed op het circuit van dopamine en de nucleus accumbens dat alle andere stimuli er bij in het niet vallen. Er bestaan tegenwoordig enkele tientallen drugs die verschillen in de opgewekte effecten en de neiging tot verslaving. Sommige hoeven zelfs maar één keer te worden ingenomen om een zeer sterke verslaving te doen ontstaan.
In Oktober dit jaar haalden drie personen de krant door te overlijden aan het gebruik van party drugs tijdens het Amsterdam Dance Event. Daarbij bleek dat eigenlijk alle jeugdige bezoekers van dit soort party’s drugs gebruiken. We zijn dus behoorlijk dom bezig.
Stressverslaving
Afgezien van het stereotiepe gebaar, de gemiddelde Nederlander grijpt volgens Trendwatcher Vincent Everts in RTL late night van16 september, 150 keer per dag naar zijn mobieltje, is de informatie die we van het mobieltje krijgen juist niet stereotiep. Het is dus wat anders dan een geruststellend oversprong-gedrag. Dat geldt ook voor onze verslaving aan een krant of aan TV en sociale media. Zonder de voortdurende prikkeling met nieuws of een sociaal contact vervelen we ons dood. De stress van en de opwinding over het nieuwe overkomt ons niet per ongeluk, we zoeken het juist op. Een zekere nieuwsgierigheid en ondernemingslust is gezond en zonder deze eigenschap zou de mensheid zijn blijven steken in een leven dat slechts bestaat uit bessen plukken en noten kraken.
De drang naar nieuwe spanning kan echter bij veel mensen die daar wat gevoelig voor zijn, ernstige vormen aannemen. Bekende voorbeelden zijn de gokverslaving en de verslaving aan computergames. We willen een uitdaging en we willen de spanning en opwinding die daarmee samenhangt. In plaats van een stereotiep oversprong gedrag om een klein beetje stress te compenseren, zoeken we steeds andere en steeds sterkere stress. Vermoedelijk zijn we in al deze gevallen in staat de zelf opgezochte stress door middel van een ontspanning of een prestatie weer tot een positieve ervaring om te zetten. De lol van de spanning is dan de ontspanning die er op volgt. Het is de voortdurende cyclus van spanning en ontspanning die we alleen kunnen volhouden door steeds weer een nieuwe spanning te zoeken. Bij de verslaving aan computergames is het de beloning voor de prestatie en de bevordering naar een hogere moeilijkheidsgraad en dit is ook het geval bij gokken met de fruitautomaat of op de aandelenbeurs en het is ook duidelijk het geval bij sport en bij verslaving aan werken. Er is geen zwart/wit onderscheid te maken tussen een spelletje voor de gezelligheid, topsport en een ernstige verslaving. Het is een glijdende schaal. Zodra we de afwezigheid van de voortdurende prikkeling als dodelijk saai gaan ervaren zijn we aardig op weg naar verslaving. Veel mensen “moeten” de hele dag de radio of TV aan hebben, of muziek in de koptelefoon, moeten voortdurend online zijn om te zien of er iets nieuws is binnen gekomen of moeten voortdurend met Jan en alleman bellen, dan wel whatsappen. Op de snelweg zien we dat veel opgejaagde automobilisten voortdurend de achterbumper van een voorganger moeten bereiken. Het bumperkleven is buitengewoon gevaarlijk en ergerlijk, maar juist daardoor is de spanning zo onweerstaanbaar en is de prestatie van het opzij blazen en inhalen zo’n grote beloning.
Infobesitas
Eén van de gevolgen van verslaving aan de stress van nieuws en nieuwtjes is dat we overvoerd raken met informatie. Hiervoor heeft men de term Infobesitas uitgevonden. Het woord is door een Amerikaanse blogger bedacht en omstreeks 2010 naar Nederland overgewaaid. Het afgelopen jaar belandde het begrip in de TROS Nieuws show op zaterdagmorgen. De vergelijking met obesitas ten gevolge van voortdurend eten en snoepen is in Amerika nogal voor de hand liggend. Infobesitas leidt niet alleen tot een voortdurende situatie van opwinding door nieuwtjes, maar de drang naar meer en nieuw maakt dat we al naar het volgende zappen voordat we het vorige verwerkt hebben. Het lijkt wel alsof we het volgende nieuwtje oproepen om aan de stress van het vorige te ontkomen. Onze aandacht en concentratie voor één onderwerp duurt een paar seconden tot hooguit een paar minuten met als gevolg dat de diepgang van onze kennis beperkt blijft tot minder dan één micrometer. Dit wordt natuurlijk allemaal buitengewoon versterkt door de moderne informatica en media. Afgezien van de geringe diepgang, vergeten we ook bijna alles weer buitengewoon snel. Reclames moeten daarom steeds indringender worden om nog onze aandacht te krijgen. We raken immuun voor spanning en halen de schouders op als het niet sensationeel genoeg is. De media sleuren ons van de ene sensationele hype naar de andere, precies zoals de bumperklever van de ene naar de volgende bumper jaagt en zoals onze lijst met email berichten steeds weer aangroeit.
Dat we alles wat we aan informatie binnenkrijgen vrijwel gelijk weer weggooien en vergeten, is ook geen enkel probleem. We hoeven niets meer te onthouden of als parate kennis in ons hoofd te stampen. Indien nodig, zoeken we het op. We vertrouwen op Google en Internet en de harde schijf in onze PC. Volgens Ivonne van Sark van het bureau voor Jongerencommunicatie YoungWorks leidt het echter ook tot een voortdurende angst om iets te missen, tot vermoeidheid, slapeloosheid, concentratieproblemen en verminderde vaardigheid tot normaal communiceren in gezelschap. Eigenlijk worden we door deze infobesitas dus niet slimmer, niet verstandiger en niet wijzer, om niet te zeggen dat we dommer worden.
5 Dreigende gevaren en onzekerheden
Bergmarmotten zijn ons te slim af
Mensen doen heel veel domme dingen. Ze rijden te hard en kleven aan de bumber van de voorganger, roken zich de longen kapot, drinken alcohol waarmee de hersens afsterven, spuiten en slikken vergif, vergokken hun geld, eten zich een ongeluk, werken zich in een burn-out en vervelen zich dood zonder hun I-phone. Het merkwaardigste van alles is dat we de neiging hebben om al deze gevaren te ontkennen of te negeren en zelfs bij aankondiging van de grootste ramp ooit, gewoon de andere kant op te kijken. Het is zelfs zo dat de neiging een gevaar te ontkennen sterker is naarmate het gevaar groter en griezeliger is. De lijst domme dingen is zo lang dat je je moet afvragen of daar een bepaalde merkwaardige mutatie van ons brein aan ten grondslag ligt. Iets dat ons vervreemd heeft van de natuur. Want in de natuur lijken dit soort domme gedragingen niet voor te komen.
Deze zomer wandelden we tussen de bergmarmotten. We probeerden ze te slim af te zijn en ze met de camera sluipend te benaderen voor een close up. Geen schijn van kans. Bij het minste of geringste gevaar vluchten ze razendsnel in hun hol. Alleen de telelens van Froukje hadden ze niet in de gaten.
De natuur zit vol met gevaren en het is dan ook geen wonder dat er door de evolutie tal van strategieën ontwikkeld zijn om die gevaren het hoofd te bieden. Prooidieren proberen hun rovers te ontwijken door alert te zijn en te vertrouwen op hun zintuigen en snelle reactie. Stokstaartjes vertrouwen op de waarschuwing door enkele soortgenoten die de wacht houden. Ze zijn zeer alert voor een alarmsignaal van de wachters waarna ze razendsnel onder de grond schieten. Kuddedieren die geen hol hebben, verstoppen zich in de massa vluchtende soortgenoten. De sardines in de zee en de spreeuwen in de lucht synchroniseren hun beweging in een wolk waardoor de individuen ongrijpbaar worden voor rovers. Tal van soorten, zoals de spreekwoordelijke konijnen, compenseren een groot risico op predatie door een groot aantal nakomelingen. De koralen combineren een groot aantal eitjes bovendien met een synchronisatie waardoor alle eitjes tegelijk worden uitgestoten, zodat de zee melkwit ziet en de predatoren verzadigd raken. Ook de zeeschildpadden zien kans om zoveel eieren uit verschillende legsels precies tegelijk te laten uitkomen, dat op weg van het nest over het strand naar het water de roofmeeuwen weldra verzadigd raken.
Het aantal aanpassingen aan gevaren is onbeschrijfelijk groot en de natuur is ongelofelijk vindingrijk. Hiervoor hoeft een organisme niet slim te zijn en er is ook geen almachtige schepper voor nodig, zoals tussen neus en lippen door gesuggereerd wordt door het neuzelige EO-commentaar bij de vele natuurfilms op TV. Elke toevallige eigenschap die een bepaald gevaar effectief reduceert, zal op den duur via de selectie tot meer nakomelingen en betere overleving leiden en binnen die soort zal dat op den duur een algemeen voorkomende eigenschap worden. Dat geldt zowel voor planten als voor dieren en zelfs voor bacteriën en virussen.
Des te opvallender is het dat slechts weinig soorten zo dom zijn als de mens om zichzelf voor de gek houden door gevaar te negeren en domweg de andere kant op te kijken of het rigoureus te ontkennen en zelfs juist te trotseren. Dit schreeuwt om een verklaring.
Overspronggedrag
Een eerste aanknopingspunt voor deze ogenschijnlijke domheid is misschien te vinden bij het overspronggedrag. Hierbij wordt bij veel diersoorten het negatieve gevoel dat gevaar oproept, gecompenseerd met iets anders dat juist een positief gevoel geeft. Het komt vooral voor bij dieren tijdens een situatie van stress die ontstaat bij twijfel in het vacuüm tussen vluchten en aanvallen. Die twijfel ontstaat vaak door een labiel machtsevenwicht zoals bij rivaliserende soortgenoten op de grens van hun territorium. Het overspronggedrag is meestal een stereotiep. Dat kan een gewoontegebaar zijn, een nerveus tikken of wippen, of stereotype handelingen zoals eten en drinken. Het negeren van een dreigend gevaar lijkt dom, maar bij een conflict wordt daarmee de aandacht afgeleid door iets dat niet bedreigend is en dat daardoor de agressie van de tegenstander verzwakt. In die situatie werkt overspronggedrag vaak de-escalerend en heeft het uiteindelijk toch een nuttig effect.
Bij de meeste dieren is een assortiment overspronggedragingen al aangeboren. Dat is bij ons ook zo. Onze glimlach bij een begroeting is waarschijnlijk aangeboren. Maar wij kunnen bovendien zelf ook heel veel nieuwe gedragingen bedenken. Dat wij als geen ander levend wezen in staat zijn gevaren uit ons bewustzijn te verdringen door ons iets positiefs in te beelden, komt door onze grote verbeeldingskracht en rijke fantasie die onze prefrontale hersenschors levert. Door die prefrontale cortex zijn we erg slim en intelligent, maar vertonen we ook heel veel en erg dommig overspronggedrag.
Onzekerheid
Er is nog een andere reden waarom wij een gevaar zo vaak ontkennen in plaats van het op een adequate wijze het hoofd te bieden. Die reden is onzekerheid, waardoor zinvol reageren onmogelijk is. Indien we een situatie niet goed kunnen overzien doordat onze zintuigen niet goed kunnen functioneren, raken we in paniek. Bij plotselinge mist of gladheid, als de remmen van de auto niet goed werken of de stuurinrichting defect raakt, verliezen we de controle en breekt ons al vloekend het angstzweet uit. Stadse mensen die opeens in het donker komen te zitten, gaan dikwijls lawaai maken. Onzekerheid ontstaat ook als we belangrijke berichten over de vertraging van de treinen niet kunnen verstaan terwijl we bang zijn de trein te missen of als we helemaal niet weten wat de aard van het gevaar is en we letterlijk of figuurlijk in het duister tasten. In al deze situaties vertonen we nerveus overspronggedrag al was het maar dat we onze meest favoriete krachttermen shit, kut en verdomme uiten. Onzekerheid ten aanzien van nieuwe onbekende dingen of personen geeft vaak ook een vervelend gevoel. Onbekende personen treden we daarom tegemoet met een arsenaal van stereotiepe begroetingsrituelen. Onzekerheid vanwege onbekende dingen treft ons vooral vanwege ons grote rationele brein, waarin alles een plaats moet hebben en liefst herkenbaar moet zijn. Pas als alle dingen een naam hebben, kunnen we ze rubriceren en in ons geheugen opbergen. De onzekerheid omtrent een ziekte wordt dragelijk zodra we er een etiketje met een naam op geplakt hebben en de onzekerheid over de dood van een dierbare is pas verdwenen nadat het ritueel van de begrafenis voorbij is. In al die situaties zien we dat het negatieve gevoel verdrongen wordt met stereotiep overspronggedrag.
Ontkenning van de dood
Als een zeer onaangename ervaring of gebeurtenis onvermijdelijk of onaanvaardbaar lijkt, zijn we geneigd de werkelijkheid domweg te ontkennen. Dit is nergens zo duidelijk als bij onze omgang met de dood.
Op 2 oktober hoorde ik een merkwaardig gezang op de radio in een vreemde taal. Een groep mannen in Oekraïne hieven een ritueel lied aan bij de begrafenis van enkele tientallen niet geïdentificeerde soldaten. De vertaling luidde “Helden sterven niet” .
In het bekroonde essay “Hoe ver mogen we gaan bij het behoud van een menselijk leven” heb ik beschreven hoe ons omgang met de dood in vrijwel alle culturen is doorspekt met ontkenning. Zelfs nadat de realiteit volstrekt duidelijk is. Het is uit dit onvermogen en de onwil om de werkelijkheid te aanvaarden dat circa 50.000 jaar geleden de eerste religies zijn ontsproten met beelden over een hiernamaals. Dit gaat vaak gepaard met beelden van een verre reis, beelden over hereniging met voorouders en wederopstanding. Dat de doden uit hun graf zouden kunnen oprijzen lijkt me nogal ongeloofwaardig, maar ik moest toch even slikken toen ik dit jaar deze lugubere paddenstoelen met de naam “Dodemansvingers” in mijn tuin uit de grond zag opkomen.
Het geloof in een prettig hiernamaals, helpt de nabestaanden bij de verwerking van het verlies en het helpt de stervende om de angst voor de dood te kunnen verdragen. In die zin zou je de ontkenning van de dood als een nuttige aanpassing kunnen beschouwen. Behalve de dood zijn er nog wel meer ernstige situaties, die we in eerste instantie proberen te ontkennen zoals het gevaar voor kanker door roken, het gevaar voor hersenschade door alcohol of het gevaar voor een energiecrisis of een klimaatramp. In deze gevallen is de ontkenning buitengewoon onverstandig, om niet te zeggen erg dom.
In een opzienbarend artikel van 8 juni in Arctic-news.blogspot.com stellen de klimaatwetenschappers Malcolm Light, Harold Hensel en Sam Carana dat de mensheid haar doodvonnis heeft getekend en binnen 30 – 40 jaar zal uitsterven. De opwarming van de oceanen zal via de warme golfstroom een hoeveelheid Arctisch methaanhydraat losmaken die, als we dit niet stoppen, genoeg is om het klimaat volledig op hol te laten slaan. De VS en Canada zouden hun uitstoot van CO2 binnen 15 jaar met 90% moeten verminderen, anders zijn ze schuldig aan complete ecocide van al het leven op onze planeet. Bangmakerij? Een maand later meldt een internationaal team onderzoekers onder leiding van Örjan Gustafsson dat zij vanaf het onderzoeksschip Swerus 3 ongekend grote hoeveelheden gasbellen vanaf de zeebodem voor de kust van Siberië zagen opstijgen. Enkele weken na deze waarnemingen worden op een hoogte van ruim 6000 meter door de NASA extreem hoge concentraties methaan gemeten. Het ergste scenario voor het klimaat op aarde is begonnen, terwijl het grootste deel der mensheid de andere kant op kijkt of denkt: “Het kan niet waar zijn”.
Stresskippen met vrije uitloop
Behalve bij onzekerheid en bij het niet kunnen accepteren van het hele erge, treedt overspronggedrag ook op bij allerlei vormen van lichtere stress. Situaties met een lichte tot matige stress zijn zelfs zo algemeen dat dit voor ons dagelijks leven eigenlijk veel belangrijker is dan zware stress. Oneerbiedig gezegd maakt de moderne maatschappij in de steden met krioelende massa’s, stinkende en lawaaierige auto’s, verstopte straten en opdringerige reclames van ons allemaal in meer of mindere mate stresskippen met vrije uitloop. Door al die stress blinken we uit in stereotype gedragspatronen die als overspronggedrag kunnen dienen.
Het effect van een overspronggedrag wordt sterker naarmate het vaker herhaald wordt en ook naarmate het sterker wordt gecomprimeerd tot een stereotiep of wordt ondersteund met een neurochemische prikkel. Daarmee komen we op de glijdende schaal op weg naar verslaving.
4 Emotionele beperkingen
Dorpslijsten
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 was de sterke opkomst van de lokale dorpslijsten opvallend. Mijn partijgenoten, die staan voor sociaal maatschappelijke principes, stonden voor een raadsel. Hoe kunnen weldenkende mensen in deze tijd van grote bezuinigingen zo kortzichtig zijn dat ze alleen voor hun eigen lokale dorpsbelang gaan? Toch is dit verschijnsel nogal (bio)logisch.
Allereerst is het een vrij algemeen verschijnsel dat afzonderlijke individuen zich voegen bij de massa. Mensen zijn in dit opzicht niet veel anders dan spreeuwen.
Bij vele kuddedieren kunnen we een opmerkelijke synchronisatie van gedrag waarnemen. Dat is geen domme imitatie, maar de dieren hebben er als groep belang bij om in één en dezelfde emotionele stemming te geraken. Om die stemming te bereiken worden soms bijzondere rituele dansen uitgevoerd. Het synchrone zwermen of vliegen wordt intensiever, naarmate er meer gevaren van buiten dreigen. De individuen vluchten in de massa en zijn als massa minder kwetsbaar voor rovers.
Wij mensen kennen ook tal van rituelen, waarmee we in een gelijke stemming geraken. De emotionele vereenzelviging noemen we empathie. Die is het sterkst tussen moeder en kind, iets minder tussen broertjes en zusjes en verder minder naarmate de genetische verwantschap minder is. In het boekje “Nooit gin eiges” beschreef ik de onvermijdelijke afstandelijkheid van een moeder naar haar pleegkind. Aan de andere kant kunnen we ook voor intieme vrienden en niet genetisch verwante buren eventueel sterke empathische gevoelens koesteren en zelfs kunnen we volschieten bij beelden van huilende kindertjes die vanaf de andere kant van de wereld via de TV in onze huiskamer komen.
Over het algemeen brengen we voor vreemde mensen in een ver land met een andere cultuur, een andere taal, religie en huidskleur niet zo gemakkelijk empathie op. Eigenlijk is er zelfs een neiging tot xenofobie, ofwel een angst voor vreemd. Tot voor een paar duizend jaar was dat een perfecte aanpassing aan de omvang van onze betrekkelijk kleine groepen en hun onderlinge concurrentie.
Voordat de verstedelijking uitbrak, bestond er in de dorpen nog een sterke solidariteit en een zekere dorpsintimiteit. Iedereen kende iedereen en wist van wie hij of zij er een was. De mensen uit je eigen dorp behoorden als het ware tot de kleine kring van verwanten. De dorpen hadden elk hun eigen toneelvereniging en voetbalclub en hun eigen kerk met hun eigen dominee of pastoor en hun eigen dorpswinkeltjes en hun eigen ambachtelijke en boeren bedrijvigheid. Dat is in Nederland een uitstervend fenomeen, maar tijdens Gemeenteraadsverkiezingen stak het “eigen dorp eerst” weer de kop op. Op de posters prijken geen politieke slogans maar de bekende gezichten van dorpsgenoten.
Die opleving van de dorpslijsten is goed verklaarbaar als een reactie op die schaalvergroting ten gevolge van de vele gemeentelijke herindelingen en het verdwijnen van de lokale winkels, bedrijven en verenigingen. Elke bedreiging van buiten, versterkt de empathie tussen leden van dezelfde groep. Of dat nu een vijandelijk leger is, een andere voetbalclub of een afstandelijke bureaucratie van de grotere gemeente. In ieder geval heeft het helemaal niets met de principiële politieke uitgangspunten van de grote landelijke partijen te maken.
De opkomst voor lokale belangen kan ook heel nuttig zijn. De Duitse Energiewende is grotendeels tot stand gekomen doordat dorpen en steden de lokale nutsbedrijven weer in het leven riepen en doordat lokale coöperaties voor duurzame energie werden opgericht. Ook in de VS lopen klimaatdoelstellingen van steden soms vèr voor op die van de staten en helemaal op die van de federale overheid.
Intussen is de hele wereld één global village met voornamelijk anonieme burgers geworden. Straaljagers en straalzenders overbruggen de afstanden. Op die schaal en afstandelijkheid zijn we emotioneel ernstig beperkt om niet te zeggen zwak begaafd.
Door deze emotionele beperking zijn we ook uiterst inconsequent. Als er in de Oekraïne een vliegtuig wordt neergehaald met 298 slachtoffers, waarvan 196 uit Nederland, staan we massaal langs de kant van de weg als de stoet met lijkwagens voorbij rijdt. Sommige grienen uitbundig, anderen pinken een traan weg en weer anderen gaan uit verlegenheid handenklappen. Niets van dat alles komt in ons op als we op het nieuws horen dat er drie miljoen inwoners van Syrië hun land moesten ontvluchten en beelden zien hoe hun steden gebombardeerd zijn en velen duizenden al zijn gesneuveld in een zinloze burgeroorlog. Syrië is te ver weg voor onze emotie.
Op 12 september van dit jaar meldden de media met grote opwinding, dan wel met vette chocoladeletters zoals in de Telegraaf, dat er twee Nederlandse artsen naar Nederland terugkomen die mogelijk besmet zijn met het Ebola virus. Zij hadden in Afrika contact gehad met patiënten die intussen waren overleden. Het was de hype van de dag en het was loos alarm. Dat er op dat moment al meer dan 5000 niet Nederlanders besmet waren, waarvan er al 2000 waren overleden, was een ondergeschikt detail zonder emotionele lading.
James Foley en het kalifaat
Maar ook het bericht in de krant dat er per jaar tussen de 500 en 600 dodelijke verkeersslachtoffers in Nederland vallen, doet ons helemaal niets zolang we de slachtoffers niet kennen en we blijven net zo roekeloos rijden als voorheen. We reageren geschokt en verontwaardigd als we een filmpje op internet zien, waarbij een Amerikaans journalist (James Foley) onthoofd wordt door de IS. Iets minder geschokt zijn we dan weer als we weer zo’n filmpje zien waarbij een Koerd zijn hoofd afgehakt wordt. Dat onze Israëlische “vrienden” ongeveer tegelijkertijd 1500 Palestijnen in de Gaza met bommen om zeep brengen, zien we, op een enkele protestactie na, zonder emotie als een rechtvaardige afstraffing voor het afvuren van raketten. We veroordelen de wreedheden van de IS en de religieus geïnspireerde intolerantie. Hoe kunnen mensen daar in Gods naam aan meedoen? We vergeten daarbij gemakshalve dat nog geen 70 jaar geleden Hitler ook 35 miljoen volgelingen had, dat er tot 250 jaar geleden tijdens de inquisitie duizenden ketters en andere afvalligen werden vermoord en al helemaal dat we bijna 1000 jaar geleden ten strijde trokken om in naam van God de Tempel van Jeruzalem te herbouwen en daarbij zo veel mogelijk “ongelovige” moslims te doden. Het ronselen van de kruisvaarders door de kerk ging gepaard met hemelse beloften en was vergelijkbaar met het huidige ronselen van Jihad strijders. Het gaat mij er niet om de ene of de andere groep vrij te pleiten of te veroordelen. In de periode voorafgaand aan de Kruistochten hebben Mohammedaanse legers minstens zo intolerant huisgehouden onder Christenen. Het Kalifaat en de Jihad speelden al rond het jaar 630 en de kruistochten waren een reactie daarop. De geschiedenis met de vele oorlogen en politieke argumenten en verwikkelingen is gecompliceerd. De emotionele patronen zijn echter steeds dezelfde en hangen gewoon samen met onze domheid, pardon, onze emotionele beperkingen, waardoor we geen empathie kunnen opbrengen voor mensen met een andere cultuur, taal, religie of huidskleur en buitengewoon gevoelig zijn voor propaganda omtrent de zogenaamde “barbaarsheid” van de anderen.
3 Exponentiële functies
Eén van de merkwaardigste gebreken van ons voorstellingsvermogen betreft exponentieel verlopende processen. We kennen wel explosies, uitbrekende epidemieën en economische crises, maar we herkennen die meestal niet als het eindpunt van een geleidelijk proces en beschouwen ze als een volkomen toevallig optredend plotseling voorval of als een goddelijke ingreep. De groei van de bomen om ons heen en de groei van onze kinderen nemen we vooral waar in de fase dat deze het meest opvalt. Het allereerste begin zien we niet of herkennen we niet als een vroeg onderdeel van het groeiproces dat dezelfde wetmatigheid volgt. Doordat we dat eerste deel niet onderkennen, worden we vaak verrast door de sterke toename in een later stadium. Als we de beginfase wel zien, kunnen we ons weer niet voorstellen dat het vervolg van hetzelfde proces later zo’n grote vlucht neemt. Hoewel we er aan gewend zijn dat alle dingen komen en weer voorbij gaan en we drommels goed weten dat ons lichaam niet onbeperkt blijft groeien en ook de bomen niet tot aan de hemel blijven doorgroeien, zijn we heel vaak blind voor de onvermijdelijkheid van groeistagnatie. Toch bestaat er geen enkel exponentieel toenemend proces dat niet vroeg of laat zijn eigen weerstand en belemmeringen oproept. Doordat ons voorstellingsvermogen beperkt is tot lineaire processen zien we geen verband tussen de verschillende fasen.
Pas omstreeks 1610 leerde men in de wiskunde om te gaan met exponenten en de tegenhanger daarvan, de logaritmes en bedacht men de schrijfwijze met de exponent ( a=bX ). Op een logaritmische schaal wordt een exponentiële kromme weer recht en komt zodoende weer binnen ons denkraam. Hoofdrekenen met deze functies kunnen we echter nog steeds niet. In mijn middelbare schooltijd gebruikten we daarom een boek met tabellen voor de logaritmes. Tegenwoordig is het één druk op een knopje van een zakrekenmachientje. Daarmee kunnen we de beperktheid van ons brein wel omzeilen, maar niet opheffen.
Evolutie
Ter illustratie van ons probleem met exponentiele functies een rekensommetje:
Stel dat er op enig moment in de evolutie bij één op de honderdduizend vrouwen een toevallige mutatie ontstaat waardoor zij geen twee maar drie kinderen kan grootbrengen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door een grotere melkproductie, of door een langere levensduur na de menopauze, waardoor er grootmoeders ontstaan die kunnen helpen. Het zou ook kunnen door resistentie tegen een ziekteverwekker of door een vorm van monogamie waardoor moeders zich enige tijd verzekeren van een man voor voedselhulp en beveiliging. Er zijn vele mogelijkheden denkbaar.
De vraag is nu hoe lang het zou duren voordat zo’n aanvankelijk bijzondere eigenschap normaal is geworden.
Vrijwel niemand kan dit zonder rekenmachine oplossen, en zelfs met rekenmachine is haast niemand bij machte om dit sommetje te herleiden tot de juiste formule. Alleen mensen met voldoende wiskunde in hun pakket die dagelijks met vergelijkbare sommen omgaan, komen er snel uit. Ook onze intuïtie helpt geen ene sikkepit. Sommigen gokken op één miljoen jaar, anderen op honderd jaar, het slaat allemaal nergens op. Het juiste antwoord is ongeveer 10.000 jaar en zelfs dat zegt velen maar weinig.
Nog veel minder mensen beseffen dat het grootbrengen van drie kinderen per moeder op de lange duur helemaal niet eens mogelijk is. In slechts 1500 jaar zouden Adam en Eva bij dit aantal een wereldbevolking van 122 miljard zielen hebben doen ontstaan. Zoveel mensen kan de aarde helemaal niet voeden en er zou zelfs bij de aller modernste stand van de agrarische technologie al na 1200 jaar een dramatisch gebrek aan voedsel ontstaan. Daar staat niemand bij stil. Integendeel, menige oma is trots op een aantal van twaalf kleinkinderen. Dit kan al bereikt worden door het grootbrengen van gemiddeld 3,6 kinderen per moeder, hetgeen in de vorige eeuw beslist niet abnormaal was. Dat daarbij de wereldbevolking binnen 900 jaar al tegen voedselgebrek zou oplopen, boeide niemand behalve een enkele zwartkijker.
Ebola
In 2014 was er een uitbraak van het Ebola virus. In Guinea, Liberia, Nigeria, Sierra Leone en Senegal stierven (per 5 september) al meer dan 2000 besmette personen. Een maand later stond de teller al boven de 3000 en daarna verdubbelde het aantal slachtoffers bijna elke zes weken. Een uitbraak van dit virus verloopt snel doordat de zieke patiënt en zelfs ook de recent overledene, buitengewoon besmettelijk is. Doordat het lokale traditie is dat de familie de overledene voorafgaande aan de begrafenis volgens uitgebreide rituelen wast en lichamelijk contact heeft, breidt de besmetting zich snel uit.
De ernst van Ebola is al sinds 1976 bekend van een uitbraak bij de Belgische missionarispost Yambuku in het toenmalige Zaïre. De Belgische viroloog Guido van der Groen en de microbioloog Peter Piot ontvingen een bloedmonster van de missiepost en zagen het virus met de merkwaardige kronkels voor de eerste keer onder de microscoop en noemde het naar een kronkelend riviertje bij Yambuku. Varianten van hetzelfde virus zijn bekend van uitbraken bij varkens in de Filippijnen en bij Japanse Makaken. Deze apen werden op de Filippijnen gefokt als proefdieren en zijn geëxporteerd naar de VS en Italië en zorgden daar ook voor uitbraken. Tussen 1994 en 1997 waren er diverse uitbraken in Gabon en Zaïre met in totaal circa 350 doden. Vanaf 2001 treden er bijna jaarlijks nieuwe uitbraken op in Gabon, Uganda, Republiek Congo en Zuid Sudan, steeds met enkele tientallen en soms een paar honderd sterfgevallen. Verschillende varianten van het virus zijn aangetoond in apen, varkens, muizen en vleermuizen. Vleermuizen schijnen zelfs dragers van het virus te kunnen zijn zonder dat ze er aan dood gaan.
Tot nu toe bleef de ziekte beperkt tot arme mensen in kleine dorpjes. De zieken bleven binnenshuis en ook de familie trok zich terug omdat de analfabetische dorpelingen dachten dat de ziekte een vloek van de duivel zou zijn. Dit bijgeloof droeg er ook aan bij dat andere dorpelingen de besmette huizen meden. De besmette personen zijn dan overleden voordat ze een groter gebied kunnen besmetten. Omdat bovendien ongeveer twee derde van de bevolking in staat was antistoffen in het lichaam te produceren, stierven niet alle besmette personen. Na enige tijd doofde de epidemie min of meer vanzelf weer uit. De overwegend zwarte slachtoffers in Afrika vormden veertig jaar geen markt om een vaccin voor te ontwikkelen.
Terwijl Ebola net als andere virussen voortdurend muteert tot nieuwe vormen waartegen we eventueel minder weerstand hebben, is de mobiliteit tussen Afrikaanse dorpen en steden toegenomen. In een poging om de zieken te isoleren haalt men iedereen met koorts weg uit de familie en brengt men ze naar opvangcentra met verzorgers in ruimtepakken. In de praktijk worden dat vaak nieuwe besmettingshaarden. De combinatie van minder weerstand tegen een nieuwe mutant en meer mobiliteit van zieken leverde in 2014 de uitbraak met veel grotere aantallen besmetting. Eigenlijk was dit te verwachten.
Het is dan ook verschrikkelijk dom dat wij wereldwijd de kostbare en tijdrovende ontwikkeling van vaccins en antibiotica aan de industrie overlaten. De industrie heeft geen interesse in, en geen economische basis voor de ontwikkeling van geneesmiddelen zolang er geen grote kapitaalkrachtige markt voor is.
Willen we voorkomen dat we de ene na de andere uitbraak van een nieuwe virusmutant krijgen, dan zullen we vaccins moeten ontwikkelen in het aller vroegste stadium van de ontwikkeling van het virus ongeacht de vraag of daar een markt voor is.
Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van nieuwe antibiotica tegen steeds meer resistente bacteriën. Dit mag niet langer aan de commercie en de industrie worden overgelaten.
Desinvestering
Een heel ander voorbeeld van ons onbegrip voor exponentiel verlopende processen betreft de overgang naar duurzame energie. Ik doel hier niet op de neiging om de eerste tekenen van klimaatverandering te ontkennen of op de neiging om maatregelen op de lange baan te schuiven. Ik wil hier eens stilstaan bij de onvoorstelbare snelheid van de transitie naar duurzame energie waar op dit moment nog vrijwel niemand in gelooft. Momenteel groeit de bijdrage van duurzame energie uit zon en wind wereldwijd jaarlijks met minstens 25%. Dat is geen kunst als je met bijna niks begint, maar als dat zo doorgaat, is volgens de simpele functie (1,25)15 de bijdrage over 15 jaar 28 keer zo groot als nu en daarmee zou de transitie volledig zijn. Om deze groeisnelheid vol te houden, hebben we erg veel geld nodig. Het gaat dan wereldwijd om biljoenen (biljoen = duizend milliard=US trillion = 1012). Waar halen we dat vandaan? We zijn gehersenspoeld met het idee dat kapitaal schaars is. De meeste overheden geven al meer geld uit dan ze via belastingen ontvangen zodat we het daarvan niet moeten hebben. Dagelijks horen we op het nieuws dat er bij de banken en bij de industrie ook geen kapitaal is voor nieuwe investeringen en de vrees is dan ook dat de energietransitie niet snel genoeg kan gaan om de komende klimaatramp te kunnen afwenden.
Omdat zo veel nieuw kapitaal niet voor het oprapen ligt, is het herbestemmen van bestaand kapitaal de enige mogelijkheid. Daarbij is dan herbestemming vanuit de sector Big Fossil (Kolen, olie en gas) naar de bestemming Clean Energy het meest voor de hand liggend. Als je het zo bekijkt is er geld genoeg.
Volgens een rapport New Energy Finance van Bloomberg (2014) bedraagt de totale waarde van de aandelen Big Fossil momenteel $5 biljoen terwijl die voor de sector Clean Energy bij elkaar slechts 0,2 biljoen waard zijn. In Big Fossil gaat dus nog 25 keer zoveel geld om. Om het getal van 5 biljoen in perspectief te plaatsen geeft Bloomberg ook de aandelenwaarde van andere sectoren in biljoenen US $:
Big fossil | 4,9 | |
Waarvan olie en gas | 4,7 | |
en steenkool | 0,2 | |
IT | 7,6 | |
Farmaceutica | 3,9 | |
Voeding en drank | 3,3 | |
Engineering | 1,7 | |
Vastgoed | 1,4 | |
Automobielen | 1,3 | |
Industriële goederen | 1,2 | |
Clean Energy | 0,2 |
Daaruit blijkt dat Big Fossil de enige voor de hand liggende sector is van waaruit de gigantische herinvestering zal kunnen gebeuren. De andere sectoren zijn te klein of staan niet onder druk. Het beleggen in aandelen Big Fossil was tot nu toe echter buitengewoon lucratief en betrouwbaar, terwijl de Clean Energy fondsen veel te onzeker zijn en veel te klein voor de vele grote institutionele beleggers. Gezien de machtsverhoudingen en de gevestigde belangen bij Big Fossil, en het vertrouwen in stabiliteit op grond van het verleden, zal die kapitaalvlucht volgens de auteurs van Bloomberg dan ook niet snel gebeuren.
Het is een gevoelsmatige beredenering tegen beter weten in. De stabiliteit van aandelen is helemaal niet zo groot. Aangezien er per dag één miljard aandelen verhandeld worden, kan er bij een gemiddelde waarde per aandeel van $20 zomaar binnen één jaar een hoeveelheid ter waarde van $5 biljoen van eigenaar of bestemming veranderen.
Bij een blijvende groei van de sector Clean Energy met 25% per jaar zal het slechts 15 jaar duren voordat de kapitaalwaarde in deze sector net zo groot is als de huidige aandelenwaarde van Big Fossil. Uiteraard zal dit gepaard gaan met desastreuze desinvestering bij Big Fossil. Volgens vele verwachtingen zal de sector steenkool het eerste slachtoffer zijn. Zodra de elektrificatie van de automobiel doorzet (deze groeit nu met meer dan 50% per jaar) krijgt ook de oliesector het moeilijk. Het is slechts een eenvoudig sommetje met een exponentiële functie, maar zelfs door de grote economen van Bloomberg en de CEO’s van Big Fossil wordt dit sommetje niet gemaakt omdat men het gevoelsmatig niet kan of niet wil bevatten dat een ontwikkeling die nu nog heel marginaal is, straks zo snel kan gaan.
Zijn de economen van Bloomberg dan zo dom? Volgens Naomi Klein verkopen ze mooie praatjes over de relatie tussen klimaat en fossiele energie, maar hebben ze in werkelijkheid zelf heel grote belangen in olie en gas en speculeren ze op waardestijging, nadat ze aandelen goedkoop gekocht hebben of op waardedaling nadat ze zich daartegen verzekerd hebben. Diegene die het meest van de kapitaalvlucht te vrezen heeft, roept natuurlijk het hardst dat het niet kan.
Op 22 september maakte de Rockefeller foundation bekend dat zij alle beleggingen in Big Fossil zou gaan terugtrekken en voortaan alleen nog in duurzame energie gaan beleggen. De familie bezit een vermogen van ongeveer $3 miljard waarvan een groot deel is belegd in Exxon mobile. De laatste jaren hebben als gevolg van campagnes zoals “Fossil Free” en “350.org” al meer dan 180 instituten, organisaties en vermogende individuen, waaronder kerken, universiteiten en pensioenfondsen hun geld uit Big Fossil teruggetrokken. Het gaat daarbij om een waarde van ruim $50 miljard. Dat is nog lang geen $5 biljoen, er zit nog een factor honderd tussen, maar de trend voor deze zogenaamde “desinvestering” is gezet.
Eigenlijk kan het zelfs nog veel sneller gaan dan de exponentiële groei van Clean Energy met 25% voorspelt. Dat komt doordat de handel in aandelen volstrekt irrationeel verloopt en kleine signalen vaak tot een sneeuwbaleffect leiden. Een kapitaalvlucht uit een bepaalde sector gaat daardoor nooit geleidelijk, maar schijnbaar plotseling. Als de overstappers elke dag één ander zouden stimuleren om ook over te stappen is het hele pakket aandelen van Big Fossil binnen een week leeggelopen. Dat is geen wilde fantasie. De geschiedenis van het kapitalisme kent sinds de tulpenmanie in 1637 enkele tientallen voorbeelden en men noemt dit zeepbellen. Zo’n plotselinge kapitaalvlucht uit een bepaalde sector gaat ook meestal gepaard met een economische crisis. Het woordje zeepbel onderstreept eigenlijk dat we het niet begrijpen, terwijl het niets meer is dan een exponentiële functie doordat een pessimistische stemming op de beurs aanstekelijk werkt op beleggers. Het klappen van de zeepbel is niets meer dan het eindverloop van die functie. Dat er binnen de sector Big Fossil een economische zeepbel van ongekende proporties wordt opgeblazen, wil men echter op dit moment nog nauwelijks geloven. Het aantal beleggers dat zich op dit moment van Big Fossil afkeert, is ten opzichte van de grote hoeveelheid beleggers nog zo klein dat men dit nog niet serieus neemt. Deze blindheid voor de vroege fase is kenmerkend voor alle zeepbellen.
De kiemen van een nieuwe zeepbel
De sector Big Fossil wordt echter wel degelijk ernstig bedreigd door twee kiemen van een gigantische zeepbel. De eerste kiem is de prijsontwikkeling van energie.
De wereldmarktprijzen voor olie en gas en daarmee die van opgewekte elektriciteit worden bepaald door vraag en aanbod. Deze varieert van uur tot uur. Voor de consument wordt de prijs vooral bepaald door de belastingen en de kosten voor distributie, maar de sector zelf moet het hebben van een verschil tussen marktprijs en productiekosten. Doordat de grote velden met goedkoop winbare aardolie en gas uitgeput raakten en de vraag ten gevolge van sterke economische groei toenam, steeg de marktprijs voor ruwe olie tussen 2000 en 2008 van een niveau van $25 naar een niveau van $130 per vat. Er werd al gesproken over “peak oil” en iedereen verwachtte een nog verdere prijsstijging. Door de sterk gestegen marktprijs is men echter wel kunnen overgaan naar veel duurdere productiemethoden en wingebieden zoals diepzee, arctische gebieden, schaliegas, teerzanden. Voor olie uit teerzanden en schaliegesteente kost de productie circa $80 per vat. De economische crisis vanaf 2008 deed de marktprijs weer dalen tot circa $110. Men dacht dat dit een tijdelijke dip was, maar tegen ieders verwachtingen in ging de marktprijs dit jaar bij het aantrekken van de economische groei niet weer stijgen maar dalen als gevolg van een dalende vraag.
De dalende vraag ontstaat nu mede door de opkomst van duurzame energie uit PV en windturbines. Deze trend zet door enerzijds doordat de prijzen juist sterk gedaald zijn en anderzijds doordat elektrificatie van vervoer en verwarming in combinatie met duurzame opwekking tot veel hogere efficiëntie leidt. In “Anders ontgoogelt…” had ik berekend dat het totale energieverbruik in Nederland daarmee zelfs met 75% teruggebracht kan worden. Dat is nog toekomstmuziek maar we hoeven niet te wachten tot het zover is. De vraag naar fossiel bevindt zich nu al op een kantelpunt en binnenkort daalt de vraag en daarmee de marktprijs tot onder de productiekosten. Dan stort de hele sector Big Fossil als een plumpudding in elkaar. Eerst door een paar faillissementen van de zwakste, dan door een kapitaalvlucht uit angst en vervolgens gaat de gehele sector onderuit volgens het sneeuwbal effect. Terwijl ik dit schrijf zakt de olieprijs vrij plotseling al naar $75 per vat, zakt de prijs voor steenkool van 100 naar 70 Dollar per ton en wordt bekend dat bijna alle gasgestookte krachtcentrales in Europa verlies maken en door de grote overcapaciteit gemiddeld slechts 1400 vollast uren per jaar kunnen draaien.
De tweede kiem voor de zeepbel wordt tegenwoordig de Carbon Bubble genoemd. De hoeveelheid koolstof die als koolzuurgas vrijkomt indien we de gehele bekende reserve van kolen, gas en olie gaan gebruiken, is vijf keer zo groot als we ons kunnen veroorloven vanwege het klimaat. Met andere woorden, we kunnen nog 20% van de wereldvoorraden fossiele brandstof verbranden en dan slaat het klimaatsysteem onherroepelijk om naar een situatie die voor de wereldbevolking fataal zal zijn. Dit betekent dat de aandelenwaarde en de boekwaarde van die bedrijven in werkelijkheid veel kleiner is dan men op grond van de grote reserves beweert. Zodra dit besef tot de grote investeerders doordringt, zullen zij hun kapitaal uit Big Fossil willen terugtrekken.
Dit voorbeeld leert ons enerzijds dat we optimistisch kunnen zijn over de haalbaarheid van de energietransitie en anderzijds pessimistisch over de stabiliteit van de aandelenhandel omdat blindheid voor de gevolgen van een exponentiële groei er toe zal leiden dat Big Fossil niet tijdig zal anticiperen en dus zal aankoersen op een plotselinge instorting. Na de zeepbel van hypotheken ter waarde van ongeveer $4 biljoen en de daarop volgende crisis is de volgende zeepbel ter waarde van $5 biljoen al in de maak.
Toenemende inkomensongelijkheid
In het begin van 2014 ontstond er veel ophef over een boek van de beroemde Franse professor in de economie Thomas Piketty getiteld “Capital in the Twenty-First Century”. Het werd een wereldwijde bestseller en de conclusies galmen nog steeds door in de economische discussies. Piketty analyseerde de ontwikkeling van de inkomens-ongelijkheid over de afgelopen 250 jaar en concludeerde dat die alleen maar toeneemt en intussen tot absurde proporties is gestegen. Tevens concludeert hij dat een bevolking over het algemeen gelukkiger wordt als er minder inkomensongelijkheid is. We zijn dus dom bezig. Zijn pleidooi voor hogere belasting op kapitaal en minder belasting op arbeidsloon werd echter volstrekt niet in dank door de rechtse politici aanvaard.
Je hoeft geen professor in de economie te zijn om deze trend via een moeizaam historisch onderzoek te ontdekken. Toenemende inkomensongelijkheid is het logische gevolg van een paar simpele exponentiële functies. Het ontstaat allereerst doordat wij onze rijkdom niet in absolute maar in relatieve termen onderling met elkaar vergelijken. Als elke trede op de maatschappelijke ladder gepaard gaat met bijvoorbeeld 30% meer inkomen ten opzichte van de voorafgaande trede, betekent één stapje hoger voor de minima (met een jaar inkomen van €13,500) ruim €4000 terwijl dat voor de gemiddelde CEO’s in de bankenwereld (met een inkomen van 5 ton) een verhoging met €150.000 betekent. Bij elke trede lopen de hogere inkomens verder uit. Bij 30% verschil tussen de verschillende treden van de loonschalen hebben we met 13 treden al het enorme verschil bereikt tussen de inkomens van de CEO’s en de minimum lijders. In de VS met minder goede sociale voorzieningen en meer liberale beginselen zijn de verschillen nog veel groter.
Ook een bescheiden jaarlijkse salarisverhoging met bijvoorbeeld 3% leidt tot steeds grotere verschillen. Over een periode van 50 jaar is een minimaal inkomen van €13.500 dan €59.000 geworden terwijl de bankdirecteuren dan €2.2 miljoen per jaar zouden verdienen. Het aanvankelijke verschil van €486.000 is dan toegenomen tot ruim 2 miljoen.
Begin september kwam het FNV met een voorstel om salarisverhogingen niet meer in procenten maar als een vast bedrag van €900 voor iedereen uit te keren. Het bedrag is gebaseerd op 3% van een modaal Nederlands inkomen. Uiteraard zal dit voorstel ook niet door de overwegend rechtse machthebbers aanvaard worden. Ze komen weg met de bewering dat een ongeveer gelijk percentage voor iedereen eerlijker is omdat de meerderheid van de mensen, inclusief alle politici en sociale partners het karakter van een exponentiële functie niet doorgronden.
Steeds grotere ongelijkheid ontstaat ook doordat de waarde van kapitaal door beleggingen in procenten per jaar toeneemt. Een modaal inkomen van €40.000 zal er bij een loonronde van 3% slechts € 1200 op vooruit gaan, terwijl een belegd vermogen van 1 miljoen gemiddeld met €60.000 per jaar groeit.
Afgezien van de relatieve verschillen tussen de inkomensschalen en de jaarlijkse procentuele groei van inkomens en kapitaal, speelt hier ook de bevolkingsgroei mee. Arme mensen krijgen gemiddeld meer kinderen dan rijke mensen zodat het aantal arme mensen veel sneller stijgt dan het aantal rijken. Op dit moment heeft 1/3 van de wereldbevolking honger ten gevolge van armoede, terwijl ook 1/3 ernstig overvoed is. Een verschil tussen een gemiddeld kinderaantal van 6 en 1,5 per vrouw voor arme tegenover rijke mensen betekent dat de verhouding arm/rijk na twee generaties met een factor 16 zal zijn toegenomen. Dat is geen bangmakerij maar simpele demografie.
Tenslotte is de stapeling van marges in de productieketen een belangrijke oorzaak van toenemende inkomensongelijkheid.
Vanaf de boer die het graan verbouwt, tot aan een pak spaghetti in de winkel doorloopt de productie een reeks bewerkingen door verschillende bedrijven. Bij elke verkoop van de ene naar de andere, wordt er een bepaalde marge op de kostprijs gezet. Deze marges worden meestal als een bepaald percentage van de inkoopprijs genomen. Het gevolg is een exponentiële functie. Bij een marge van 30% en zes schakels in de keten, wordt in de laatste stap vijf keer zo veel verdiend als in de eerste. Aangezien bij veel productieketens de laatste schakels in de rijke landen plaatsvinden en de eerste schakels in de arme landen, lopen de inkomens steeds verder uit elkaar. Zo krijgt een gemiddelde cacaoboer $1,5 per kg, terwijl de chocolade in de winkel verkocht wordt voor $50 per kg cacao. Dergelijke verschillen tussen grondstof en eindproduct bestaan voor koffie, katoen, ertsen, steenkool, aardolie en tal van andere producten.
Met alle respect voor het gerezen inzicht bij het FNV en het voorstel voor een trendbreuk, het gevecht is nog niet gewonnen. De verschillen zijn in Nederland niets bij het verschil tussen het salaris van een Amerikaans hedge fonds manager en de groeiende generatie werkloze jongeren in Zuid Europa, Noord- Afrika en Azië. Deze groeiende kloof zal in de nabije toekomst voor heel veel geopolitieke onrust zorgen. Waarschuwingen voor dit enorme gevaar worden door velen afgedaan als doemdenkerij. De ontwikkeling van de steeds grotere inkomensongelijkheid is echter een keiharde voorspelling op grond van een paar simpele exponentiële functies.
De eerste tekenen van geopolitieke onrust zijn nauwelijks te ontkennen. Ondanks opgeworpen barrières vlucht een steeds groter aantal mensen uit de arme landen naar de rijke landen. De interne conflicten binnen de sterk in ontwikkeling achtergebleven moslimlanden gaan gepaard met religieus extremisme en haat tegen het rijke westen. Hekken aan de grens, patrouilles tegen bootvluchtelingen en bommen op IS ten spijt, zullen deze problemen snel toenemen omdat het mechanisme van de groeiende inkomensongelijkheid en de uitzichtloosheid voor de armen niet wordt aangepakt.